datum/tijd | evenement |
---|---|
MARIA, Moeder Gods Afbeelding van Maria, moeder Gods ca 1550. Schilderij door Luis de Morales Feest 1 januari Maria, Moeder Gods Dit concilie vond plaats tijdens de regering van keizer Theodosius de Jongere († 450). Er waren tweehonderd bisschoppen bijeen. Zij veroordeelden de leer van Nestorius, patriarch van Constantinopel. Hij meende dat Maria wel Moeder van Christus, maar niet Moeder van God kon worden genoemd. De concilievaders verklaarden plechtig dat Maria de eretitel toekwam van ‘Theotokos’ (= ‘God-barend’: ‘Moeder van God’). Op het moment dat keizer Theodosius II de bisschoppen bijeenriep, was de toenmalige christenheid aangaande de opvattingen over de persoon van Jezus grof gezegd verdeeld in twee grote kampen: het Antiocheense en het Alexandrijnse kamp. Aan de ene kant had je patriarch Johannes van Antiochië. Hij behoorde tot de Nestorianen. De keizer sympathiseerde met deze opvattingen. Het is niet zonder bedoeling en betekenis dat juist in Efese Maria voor het voetlicht werd gehaald. In de voormalige bedevaartplaats van Artemis. de heidense moedergodin! Na drie eeuwen geharrewar over de wijze waarop men de persoon van Jezus op de juiste manier onder woorden moest brengen, werd daar nu de consequentie uit getrokken voor de persoon van Maria: als het juist was om van Jezus te zeggen, dat Hij ook God was, dan was het gepast om Maria ‘Moeder van God’ te noemen. Vanaf dat moment gaat Maria een steeds groter plaats innemen in de devotie van het christenvolk, en dus ook in de afbeeldingen en de verhalen. Eén jaar na het concilie, in 432 dus, trad paus Sixtus III († 440; feest 28 maart) aan als bisschop van Rome. Hij liet onmiddellijk het bescheiden Mariakerkje, dat een eeuw geleden door paus Liberius († 366) op de Esquilijnse heuvel was gebouwd, vergroten tot de nog altijd beroemde Santa Maria Maggiore: ‘Vergrote Santa Mariakerk’. Nog in datzelfde jaar werd de kerk reeds plechtig ingewijd. In de Middeleeuwen ontstond er een legende rondom de bouwgeschiedenis van deze kerk. Maria zou aan een Romeinse edelman, Johannes of Giovanni geheten, de opdracht gegeven hebben om ter ere van haar een kerk in Rome te bouwen. Toen Giovanni haar vroeg waar deze moest komen te staan, gaf ze hem te kennen dat ze de plek met een wonder zou aanduiden. De volgende morgen – het was hartje zomer: 5 augustus – bleek er smetteloos witte sneeuw gevallen te zijn op de Esquilijnse heuvel: dat was dus de plaats die de Heilige Onbevlekte Maagd voor haar kerk had uitgekozen. Sindsdien staat op de Romeinse feestkalender 5 augustus bekend als het feest van Maria ter Sneeuw. In hetzelfde jaar wordt het Pantheon omgedoopt tot de kerk van de H. Maria ter Martelaren. Sindsdien is er in de hele kunstgeschiedenis waarschijnlijk geen ander onderwerp dat zo vaak en op zoveel verschillende manieren in beeld is gebracht als Maria met het Kind Jezus op haar schoot. Paus Johannes Paulus II plaatste het op feest op de eerste dag van het jaar, 1 januari. In de oosters-orthodoxe kerken wordt het vanouds gevierd daags na Kerstmis, 26 december. Geschiedenis Maria was de moeder van Jezus, de grondlegger van het christendom. Omdat Hij genoemd wordt ‘de Zoon van God’ draagt zij in de christelijke geloofsgemeenschap sinds de vierde eeuw de eretitel ‘Moeder van God’. Over haar leven is welbeschouwd weinig bekend. In de evangelieverhalen, die over Jezus vertellen, komt zij slechts een enkele keer in beeld. De evangelisten Mattheus en Lukas vertellen over Jezus’ geboorte. Van Lukas weten we dat Maria als jong meisje een boodschapper (‘engel’) van God op bezoek kreeg; hij begroette haar met de woorden “Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met u.” Vervolgens gaf hij haar te kennen dat zij een zoon zou krijgen. Toen zij antwoordde dat zij geen omgang had met haar verloofde – we weten uit Mattheus dat deze Jozef heette – antwoordde de engel dat de kracht van God zelf haar zou overschaduwen, en dat haar kind ‘Zoon van de Allerhoogste’ genoemd zou worden. Daarop sprak zij: “Zie, ik ben het dienstertje van de Heer.” Omdat de engel had gezegd dat haar bejaarde nicht Elisabeth al zes maanden in verwachting was, snelde Maria haar te hulp. Tijdens de begroeting zou het kind in Elisabeth’s schoot opgesprongen zijn van vreugde bij het horen van Maria’s stem. Zo zou Elisabeth haar nichtje herkend hebben als de moeder van haar Heer: “Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt?” En Maria barstte uit in een jubelzang: “Magnificat, groot prijst mijn ziel de Heer”. (Lukas 1, 39-45. Feest Maria Visitatie 31 mei) Nog altijd volgens Lukas werd Maria’s kind geboren onder kommervolle omstandigheden: op reis, omdat ze in het kader van een volkstelling vanuit hun woonplaats Nazareth naar Bethlehem moesten, de stad van hun stamvader David. Omdat er voor hen geen plaats was in de herberg, werd het kind ergens buiten geboren; ze wikkelden het in doeken en legden het in een kribbe. Herders kwamen op kraamvisite; zij vertelden wonderlijke verhalen: dat engelen hun deze geboorte hadden aangekondigd als de komst van de verlosser. Lukas noteert: “Zijn moeder bewaarde al deze woorden in haar hart.” (Lukas 2, 1-20. Feest Kerstmis 25 december) Na acht dagen werd het jongetje naar Joods gebruik besneden, en daarmee toegewijd aan God en opgenomen in diens verbond met zijn volk. (Lukas 2, 21. Feest Besnijdenis des Heren 1 januari). Na veertig dagen moest de moeder van Jezus naar de tempel voor het reinigingsritueel; ook dat was een typisch Joods gebruik. In de tempel troffen ze een bejaard echtpaar. Bij het zien van het kind, begonnen ze te jubelen van vreugde: “Laat nu Heer, zoals U gezegd hebt, uw dienaar in vrede gaan; want ik heb de redding van ons volk nog tijdens mijn leven mogen aanschouwen.” Tegelijk kondigde de grijsaard aan dat dit kind een teken zou zijn tot val en opstanding van velen, en dat een zwaard het hart van zijn moeder zou doorboren. (Lukas 2, 22-40. Feest Maria Lichtmis 2 februari) Volgens Mattheus zouden er ook nog drie wijzen uit het oosten gekomen zijn om het kind koninklijke hulde te brengen. (Matteüs 2, 1-12. Feest Driekoningen 6 januari) Dit wekte de jaloezie op van de regerend vorst, Herodes. Hij gelastte dat alle jongetjes onder de twee jaar gedood moesten worden. Een engel verscheen aan Jozef en beval hem op te staan: “Neem het kind en zijn moeder, en vlucht naar Egypte. Keer niet terug voordat ik het u zeggen zal.” Pas na Herodes’ dood keerden ze terug, en gingen wonen in Nazareth. (Lukas 2, 13-23) Lukas weet nog te vertellen hoe het kind op 12-jarige leeftijd aan de aandacht van zijn ouders ontsnapte. Het bleef temidden van de schriftgeleerden en rabbijnen in de tempel achter. Pas na drie dagen vonden zijn ouders hem. Zijn moeder sprak: “Jongen waarom heb je ons dit aangedaan. Kijk eens hoe je vader en ik ongerust naar je hebben gezocht.” Hij moet toen gezegd hebben: “Je wist toch dat ik bij mijn vader moest zijn.” Ze begrepen niet wat Hij bedoelde, maar weer tekent Lukas aan: “Zijn moeder bewaarde al deze woorden in haar hart.” (Lukas 2, 41-52) Dan vertellen de evangelies niets meer over Jezus en zijn ouders tot het moment dat Hij in de openbaarheid treedt. De evangelist Johannes vertelt hoe Jezus met zijn leerlingen op een bruiloft was uitgenodigd, evenals zijn moeder. Als er geen wijn blijkt te zijn, geeft zij dat veelbetekenend aan Jezus te kennen: “Ze hebben geen wijn.” Jezus antwoordt afstandelijk: “Vrouw, wat is er tussen u en mij? Mijn uur is nog niet gekomen.” Maar zij fluistert de dienaren toe: “Je moet gewoon alles doen wat hij jullie opdraagt.” Daarna verdwijnt zij uit het verhaal; dat ermee eindigt dat na een woord van Jezus zes kruiken reinigingswater van elk ruim honderd liter, bij uitschenken de heerlijkste wijn blijken te bevatten. (Johannes 2, 1-12) Heel even gaat haar schaduw voorbij, als de evangelist Marcus vertelt hoe Jezus’ leerlingen hem melden dat zijn moeder en zijn broeders hem willen spreken. Maar Jezus antwoordt: “Mijn moeder en mijn broeders? Dat zijn de mensen die de wil doen van de Vader die in de hemel is.” (Johannes 3, 31-35) Tenslotte komt zij weer tevoorschijn bij Jezus’ dood. Zij zou Hem zijn hele lijdensweg lang gevolgd zijn tot onder het kruis. Volgens Johannes zou zij er gestaan hebben tezamen met zijn meest geliefde leerling. Hij vertrouwde haar aan die leerling toe, en tegen zijn moeder zei hij: “Ziedaar uw zoon.” (Johannes 19,25-27) Na Jezus’ opstanding blijken die woorden bewaarheid. Jezus’ moeder is het middelpunt van de achtergebleven leerlingen die wachtten op de komst van Heilige Geest. Zij is het biddend hart van de gemeenschap, zo suggereert de schrijver van de Handelingen der Apostelen, die waarschijnlijk dezelfde is als de evangelist Lukas. (Handelingen 1, 12-14) Meer vertelt het Nieuwe Testament niet over haar. Verdiept geloofsinzicht Maar terugziende op haar verborgen leven en mediterend over de grote rol die zij in de geschiedenis van God met zijn volk inneemt, heeft de geloofsgemeenschap gaandeweg almaar verborgen schatten uit de verhalen opgedolven. Zij was (en is) ervan overtuigd dat alle genaden die aan haar Zoon Jezus gegeven waren, ook aan haar waren geschonken. Zo zou ze Hem als eerste gevolgd zijn tot bij God in het paradijs, “met lichaam en ziel in de hemel opgenomen” zegt de kerkelijke traditie, juist zoals ze dat ook van Jezus gelooft. Zoals Jezus na aankomst bij God bekleed werd met koninklijke waardigheid, zo werd ook Maria door de Vader en de Zoon in de Heilige Geest tot koningin des hemels gekroond. In de hemel doet zij wat zij ook tijdens haar leven heeft gedaan, zij spreekt voor de gelovigen ten beste bij de Vader en de Zoon en zij weet zo voor ons talloze genaden te verkrijgen. Net als Jezus zou ze ook niet in zonde zijn geboren, “Onbevlekt – dus vrij van de erfzonde in de moederschoot – Ontvangen”. Ook stelden de gelovigen vast dat Maria’s maagdelijkheid door de geboorte van Jezus niet was geschonden, en dat zij ‘altijd maagd’ is gebleven. Al deze geloofsinzichten die uit gebed en reflectie in de gemeenschap tevoorschijn kwamen, werden omgeven met verhalen: legendes, die geen ander doel hebben dan de geloofsinzichten te vertellen. Legendevorming Zo ontstaan er al in de eerste en tweede eeuw zogeheten apokriefe (= niet door de geloofsgemeenschap als Gods Woord bestempelde) evangelies, waarin verteld wordt over Maria’s ouders, Joachim en Anna. Haar geboorte wordt op een soortgelijke manier aangekondigd als die van Jezus. Door een engel. Juist op het moment dat Joachim voor schut is gezet door de Hogepriester: deze heeft Joachim’s offer in de tempel geweigerd, omdat hij onvruchtbaar is en het volk geen nageslacht geeft. Hij verbergt zich temidden van de herders. Intussen verneemt zijn vrouw Anna wat er gebeurd is; hoewel ze onvruchtbaar is, zal ze een dochter krijgen die op bijzondere wijze aan God zal toebehoren; daarom moet ze zo gauw mogelijk zich bij Joachim voegen. Hun tedere ontmoeting bij de Gouden Poort wordt beschouwd als het moment van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis. Net als Jezus’ geboorte is die van Maria omgeven door wonderlijke tekenen. Als meisje van drie wordt ze naar de tempel gebracht krachtens de belofte dat zij aan God zou worden toegewijd. Zo klein ze ook is, op het moment dat ze boven aan de trap de hogepriester ziet staan, snelt ze naar boven zonder ook nog maar één keer om te kijken naar haar vader en moeder: zo verlangde ze ernaar in dienst van God te treden. Wanneer ze volwassen is geworden, wordt voor haar een bruidegom gezocht die haar roeping tot Maagd des Heren zal eerbiedigen. Middels een ingewikkelde loting blijkt Jozef de uitverkorene, waarop zij zich met elkaar verloven. Over Jezus’ kinderjaren hebben de gelovigen veel gefantaseerd; ze probeerden zich voor te stellen hoe het mensenkind Jezus zijn goddelijke natuur niet verborgen kon houden. En hoe Hij daarmee zijn ouders herhaaldelijk in verlegenheid bracht. Tenslotte vernemen we hoe Maria temidden van Jezus’ leerlingen is overleden. Omdat zij met lichaam en ziel in de hemel zou worden opgenomen, werden alle leerlingen, ook degenen die al gestorven waren, naar Jeruzalem geroepen om van dit mysterie getuige te zijn. Er is een traditie die van dit verhaal gebruik maakt om de apostel Thomas te rehabiliteren. Hij had immers destijds zijn tien medeleerlingen niet geloofd, toen zij hem vertelden dat ze de verrezen Heer hadden gezien. Welnu, omdat Thomas helemaal vanuit India moest komen naar Maria’s overlijden, werd hij door een engel meegevoerd langs de hemelboog. Hij zou echter te laat zijn, want in die tussentijd overleed Jezus’ moeder. Zij werd door engelen ten hemel opgenomen. (Op afbeeldingen is het haast altijd de verheerlijkte Jezus zelf die, achter haar sterfbed staande, de ziel van Maria als een klein kind op zijn arm draagt. Mooie omkering van de klassieke afbeelding van Maria met het kind Jezus op haar arm!). Zo kwam het dat Maria’s en Thomas’ route elkaar in het luchtruim kruisten. Maria wierp Thomas haar sluier toe, als bewijs dat zij in de hemel was opgenomen. Maar zelfs met dat bewijsstuk in handen, werd hij door de andere elf leerlingen niet geloofd. Ze begaven zich dus naar Maria’ graf en bevonden het zoals Thomas het hun had aangekondigd. En daarmee stonden de leerlingen weer quitte! Verering & Cultuur In de kerkelijke kunst begint men Maria pas af te beelden na het derde algemeen concilie, gehouden te Efese in 431 (feest 9 september). Daar wordt Maria officieel uitgeroepen tot ‘Moeder van God’, in het Grieks: ‘Theo-tokos’. In die tijd worden de eerste kerken gebouwd ter ere van Maria; in Rome bv, de Santa Maria Maggiore; tegelijk wordt het Pantheon omgedoopt tot de kerk van de H. Maria der Martelaren. Op de christelijke afbeeldingen troont Maria voortaan als een vorstin, met het kind Jezus op schoot. Er is in de hele kunstgeschiedenis waarschijnlijk geen ander onderwerp dat zo vaak en op zoveel verschillende manieren in beeld is gebracht. Daarbij valt op dat elke tijd zijn eigen voorstellingswereld, zijn eigen gedachten en gebeden, en zijn eigen ervaringen in die afbeelding neerlegt. Zelfs zozeer dat van het Joodse karakter van Maria haast nooit iets te bespeuren valt. Sterker, elk volk beeldt haar en haar kind af, zoals het zijn eigen mensen afbeeldt. |
|
![]() M.m.v. leden van het Caeciliakoor o.l.v. F. Haaze Onder voorbehoud zullen zij voor u zingen:
|
Powered by Events Manager