datum/tijd | evenement |
---|---|
Joao (ook Johannes) de Britto, Oriur, India; missionaris & martelaar; † 1693. Afbeelding H. Joao de Britto
ca 1880, sculptuur.
België, Drongen, Oude Abdij, gotische kapel. Feest 4 februari. Hij werd op 1 maart 1647 geboren te Lissabon, Portugal. Zijn vader was gouverneur van Brazilië en zo behoorden zijn ouders tot de aristocratische kringen van Portugal. Op negenjarige leeftijd kwam Joao aan het hof van de toenmalige kroonprins, de latere koning Pedro II. Op zijn tiende werd hij zo ernstig ziek dat de artsen hem al hadden opgegeven. In haar nood nam zijn moeder haar toevlucht tot de heilige jezuïet Franciscus Xaverius († 1552; feest 3 december) en beloofde dat haar jongen uit dankbaarheid een jaar lang de jezuïetentoog zou dragen als hij op zijn voorspraak zou genezen. Franciscus verhoorde haar gebed en reeds een paar dagen later was Joao volkomen genezen. Vanaf die dag verscheen hij inderdaad aan het hof als een mini-jezuïet. Na een jaar legde hij het gewaad weer af, maar dit alles had wel tot gevolg dat hij er ernstig over begon te denken om inderdaad bij de jezuïeten in te treden. Dat deed hij op reeds 17 december 1662, nog geen zestien jaar oud. Hij doorliep het gewone programma: na twee jaar noviciaat legde hij zijn geloften af en ging filosofie studeren op het college van Evora. Maar omdat hij niet aan het klimaat kon wennen verhuisde hij naar de universiteit van Coïmbra. Tijdens zijn studies raakte hij steeds meer geïnteresseerd in de heilige van zijn wonderbaarlijke genezing, de grote jezuïetenmissionaris Sint Franciscus Xaverius, en in 1668 schreef hij een brief aan Pater Generaal met het verzoek als missionaris naar India gezonden te worden. In 1673 werd hij priester gewijd. Nu was hij klaar om als missionaris te vertrekken. Zijn moeder deed nog een poging om hem in Portugal te houden, maar in maart 1673 voer hij af en in september van datzelfde jaar arriveerde hij in de Portugese kolonie Goa aan de westkust van India. Daar maakte hij zijn theologiestudie af wat hij zo goed deed dat de paters hem daar graag als professor aan de opleiding wilden verbinden. Maar hij moet geantwoord hebben dat hij niet was gekomen “om te worden geëerd als wetenschapper, maar als martelaar”. India In zijn outfit van Pandara Suami visiteerde hij de missieposten in de aangrenzende koninkrijkjes van Tonjore en Ginja. In 1685, na elf jaar missiearbeid, werd hij benoemd tot overste in Madoera. Intussen had hij door de vele bekeerlingen die hij maakte onder de hoogste kaste van de brahmanen grote jaloezie gewekt: zij zochten hem uit de weg te ruimen. Inderdaad werd hij een jaar later, in 1686, tezamen met zijn katechisten door soldaten opgepakt en in zware ijzeren kettingen gevangen gezet. Meermalen dreigden de soldaten hem met hun zwaard te doden, waarbij Pater de Britto bereidwillig zijn nek aanbood. Maar telkens trokken ze op het laatste moment weer terug. Na een maand van folteringen en gevangenschap werden ze plotseling in augustus 1686 vrijgelaten. Ze keerden terug naar de missiepost. Terug in Portugal Weer in India Reeds vóór zijn vertrek in 1686 was hij door Rajah Ranganagadeven van het district Marava met de dood bedreigd als hij het waagde nog één voet op zijn grondgebied te zetten. Maar de pater voelde zich evenzeer verantwoordelijk voor de Christenen van Marava. Hij bezocht ze inderdaad, waarbij hij zich met name ‘s nachts verplaatste en in het geheim nieuwe gelovigen het doopsel toediende. Zo verbleef Pater de Britto eens niet ver van de stad Muni, een vorstelijke residentie. De plaatselijke vorst Teriadeven toonde zich geïnteresseerd in het christelijk geloof. Een katechist gaf hem onderricht. Maar toen hij ernstig ziek werd, liet hij vragen of Pater de Britto hem wilde komen dopen. Om er zeker van te zijn dat de vorst het serieus meende stuurde pater De Britto eerst een andere katechist die hem daarover moest ondervragen. Deze trof de patiënt stervende aan, en samen zegden zij de Twaalf Artikelen van het Geloof op. Toen de katechist vervolgens een stukje uit de bijbel voorlas, knapte de vorst zienderogen op, en kort daarna was hij volkomen beter. De man schreef zijn wonderbaarlijke genezing toe aan zijn verlangen om christen te worden en nodigde Pater de Britto andermaal uit om hem te komen dopen. Toen deze op 6 januari 1693 bij hem arriveerde ontdekte hij dat de vorst er naar de gewoonte van dat land meerdere vrouwen op na hield. Hij maakte hem duidelijk dat hij met de eerste moest trouwen en de anderen naar huis terugsturen, anders kon er van een doopsel geen sprake zijn. De vorst gehoorzaamde en ontving het doopsel. Nu wilde het geval dat een van de weggestuurde vrouwen een nicht was van Rajah Ranganagadeven van Marava. Deze zocht wraak voor de schande zijn nicht aangedaan. Op 8 januari zond hij er enkele soldaten op uit om Pater de Britto op te pakken en gevangen te zetten. Op 28 januari liet hij hem aan zich voorgeleiden. Hij bepaalde dat de pater gestraft moest worden met verbanning, gelet op het feit dat hij niet gehoorzaamd had aan zijn verbod om zijn grondgebied te betreden of bekeerlingen te maken. Hij stuurde hem dus naar Oriur. In een brief aan zijn broer, die vorst was van het betreffende district, gaf hij opdracht de gevangene de doodstraf toe te dienen. Het einde Verering & Cultuur Het is op zijn sterfdag dat de jezuïetenorde alle jezuïetenmissionarissen herdenkt die in Azië en Afrika hun leven gaven voor hun geloof. Patronaten Afgebeeld |
|
![]() |
Powered by Events Manager