datum/tijd | evenement |
---|---|
Claude La Colombière sj, Paray-le-Monial, Frankrijk; biechtvader; † 1682. Afbeelding H. Claude La Colombière
1930. Schilderij. Frankrijk, Bourgondië, Paray-le-Monial, herinneringskapel.
Claude brengt communie bij Zr. Marguérite-Marie-Alacoque. Feest 15 februari. Jezuïet en biechtvader van Margareta-Maria Alacoque (16 okt.). Bevorderde met haar de devotie tot het Heilig Hart van Jezus; stierf op 41-jarige leeftijd. 1. Levensschets van Claude La Colombière Deze gelofte zal hem van dienst geweest zijn, toen hij zijn tweede zending ontving: Paray-Le-Monial, 1675. Hij kreeg er de zorg voor de uitbreiding van het college aldaar, de aankoop van de nodige grond, het houden van openbare discussies met de oprukkende protestanten, het opzetten van Maria-Congregaties, het preken in de parochiekerk en in de nabijgelegen kloosters. Zo werd hij ook geacht conferenties en geestelijke leiding te geven aan de zusters Benedictinessen en Visitandinnen ter plaatse. Het is bij de Visitandinnen dat hij in aanraking komt met Zuster Marguérite-Marie Alacoque († 1690; feest 16 oktober); zij zou regelmatig de stem van de Heer Jezus horen, welke haar te kennen gaf dat Hij zich in zijn Heilig Hart miskend voelde; zij en haar geestelijk leidsman zouden de aangewezen personen zijn om dat aan de katholieken kenbaar te maken. Met tact en zorgvuldigheid, maar ook vastberaden liet pater Claude zich in deze delicate materie leiden door Ignatius’ regels van de onderscheiding der geesten; door diens advies om allereerst overal het goede in te herkennen en tenslotte door het verlangen, al evenzeer ontleend aan de Geestelijke Oefeningen, om God onze Heer met zijn liefde in alle dingen te zoeken en te vinden. Hij kwam tot de bevinding dat haar ingevingen authentiek waren en van de goede geest afkomstig. Van dat moment af was hij met haar een apostel tot Eerherstel van Jezus’ Heilig Hart. Zij wisten zich opgenomen in het Hart van hun Heer, zo goed als de liefde van diens Hart brandde in het hunne. De Heer had zelfs adviezen gegeven hoe zijn Hart moest worden afgebeeld: omringd met een doornenkroon en getooid met een kruis, zinnebeelden voor de pijn die Hij leed onder de voortdurende zonden van zijn volgelingen. Temidden van deze gevoelige situatie, die slechts anderhalf jaar duurde, werd Claude weggeroepen naar Engeland voor zijn derde zending, 1676. Het betrof hier een nog delicater opdracht: de geestelijke begeleiding van de hertogin van York. Zij was van Italiaanse afkomst; op het moment dat zij ten huwelijk was gevraagd door hertog James van York, verbleef zij als postulante in het klooster van de Visitandinnen te Modena. In Engeland vormde zij met haar hofhouding een soort rooms-katholiek eilandje temidden van een vijandige anglicaanse wereld. Ruim twee jaar verkeerde Claude in die sfeer aan het hof, waar hij een uiterst sober en voorbeeldig leven leidde. Toen werd hij gearresteerd op beschuldiging van bekeringswerk onder de anglicanen. Op het hoofd van een priester stond twintig pond beloning en op dat van een jezuïet honderd. In de gevangenis ging zijn toch al niet sterke gezondheid zozeer achteruit dat men hem toestond naar Frankrijk terug te keren. Daar stierf hij tenslotte op 15 februari. Zo gaf hij als een offergave het hart dat Christus destijds in zijn eigen Heilig Hart had geplant. GODS LIEFDE WEER IN HET MIDDELPUNT VAN ONS LEVEN… Misschien dat we Claude zelf wat beter leren kennen door hem eerst te zien tegen de achtergrond van zijn eigen tijd, om daarna pas een poging te wagen zijn leven te interpreteren vanuit onze vragen en gevoeligheden. 2. De tijd en tijdgeest van Claude La Colombière Om te beginnen merken we op hoe Ignatius zijn Geestelijke Oefeningen besluit met een aantal regels die onder hun Latijnse naam bekend zijn: “Sentire cum Ecclesia”, door P. Penning de Vries vertaald “De waarachtige gezindheid die wij in de strijdende kerk moeten hebben”. Daarin somt hij een aantal kerkelijke instellingen en devotionele praktijken op waarvan hij steeds herhaalt dat wij er lof voor moeten hebben: biechten, vaak mishoren, psalmgezang buiten de kerk en officie, religieuze gemeenschappen en hun geloftes, het huwelijk (waar we niet zoveel lof voor hoeven te hebben als voor de maagdelijkheid – en dat m.i. juist omdat die maagdelijkheid per se een kerkelijke institutie is en het huwelijk niet!), heiligen- en relikwieënverering, bedevaarten, aflaten, jubeljaren, kruistochtbullen (sic!?), kaarsen opsteken, kerkelijke vastenvoorschriften, kerkenbouw en de verfraaiing ervan, met name heligenbeelden, alle kerkelijke geboden (G.O. nrs. 352-361). In de mentaliteit van Ignatius waren dit voor de gelovigen allemaal mogelijkheden om zich met God te verenigen, of beter voor God om zijn genade in het hart van zijn gelovigen uit te storten; kortom allemaal mogelijkheden die de Kerk bood om God met zijn liefde in alles te zoeken en te vinden. Vergeten we niet dat in de tijd van Pater Claude La Colombière de Reformatie al ruim een eeuw lang almaar pogingen doet om de afstand tussen Schepper en schepsel zo groot mogelijk te maken. Daar werd de directe aanwezigheid van God in de realiteit van het leven van alledag juist uit verwijderd. Dat kreeg zijn concreetste uitwerking in de sacramentenleer. Beperken we ons tot de Eucharistie. De Reformatie leerde dat deelname aan het Avondmaal ‘slechts’ een symbolische verwijzing was naar datgene wat eertijds Jezus met zijn vrienden had gedaan. Maar de Contra-Reformatie legde er juist de nadruk op dat de Eucharistie in wezen nog steeds het Avondmaal van Jezus was, op het eigenste moment dat de priester Jezus’ woorden en gebaren tegenwoordig stelde; op dat moment vallen menselijk en goddelijk handelen samen! Het waren juist de jezuïeten van de 17e eeuw die gevochten hadden voor de ware tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie. Daarmee stond of viel – zo moeten zij vermoed hebben; ik heb althans nergens een tekst kunnen vinden die ervan getuigt dat zij zich van deze diepste zorg bewust waren – het God zoeken en vinden in alle dingen, dat hun zo dierbaar was, en dat zijn uitdrukking o.m. had gevonden in de bovengenoemde regels ter bevordering van het “Sentire cum Ecclesia”. In het jaar 1637 van deze zelfde 17e eeuw verscheen de “Discours de la Méthode” van René Descartes. Eén van de consequenties die Descartes trekt uit de door hem gepresenteerde filosofische methode is dat er in het methodisch denken van de moderne mens geen plaats kan worden ingeruimd voor God. Het boek had groot succes en – zoals de geschiedenis zou uitwijzen – grote invloed op het wetenschappelijk denken van de nieuwe tijd. Maar het bevatte hetzelfde gevaar als de leer van de Reformatie: dat er geen plaats meer was voor God temidden van zijn schepping. En dat ging met name in tegen de fundamentele inspiratie van de jezuïeten welke zij van hun stichter, Ignatius, hadden meegekregen: dat God met zijn liefde te vinden was in alle dingen, en dat je daartoe temidden van de activiteiten van alledag het leven van een contemplatief moest leiden. In zijn boek “Galilei, ketter” presenteert Redondi de stelling dat Galilei niet veroordeeld is omwille van de loop der planeten, maar omwille van een filosofische stelling, waarvan de uiteindelijke consequentie behelsde – naar de filosofische opvattingen van toen – dat de ware aanwezigheid van Christus in de Eucharistie – filosofisch – ondenkbaar en dus onhoudbaar was. Of Redondi’s stelling historisch houdbaar is, weet ik niet. Waar het mij om gaat is de strijd die de jezuïeten hier gevoerd zouden hebben, om ten koste van elke prijs een dergelijke gedachtegang tot ketterij te verklaren. Daarmee immers zou het contemplatieve element van het christelijke geloof zijn wortel of basis verliezen: dat God zich op elke manier die Hem goed dunkt, kan verenigen met zijn schepping, met zijn schepselen. In het licht van die controverse zijn Claude La Colombière en Marguérite Marie twee uitgesproken getuigen van de katholieke geest. De Heer brengt een vereniging van zijn Hart tot stand met dat van zijn uitverkorenen; zij leven en bewegen in Gods liefde; Hij maakt hun hart tot vindplaats, bron van zijn liefde. 3. Interpretatie Verering en cultuur.
Twee jaar na zijn dood verscheen zijn boek ‘Retraite spirituel’ (Geestelijke inkeer), waarin hij de openbaringen van het Heilig Hart publiceerde. Weer twee jaar later vierde het klooster van Paray-le-Monial het eerste Heilig-Hartfeest.
Hij werd zalig verklaard in 1929 en heilig in 1985. |
|
![]() We steken een kaarsje aan voor: Sjoerd en Riek Hamersma-van der Horst, Andries en Jetske Brouwer-Melchers |
Powered by Events Manager