Skip to content

28 okt - zaterdag
Hele dag

Plaats:
Geen

Van


Simon de IJveraar (ook Chananaeus, de Zeloot), en Judas Thaddeus, Perzië; apostel & martelaar; † ca 70.

Afbeelding van Simon de IJveraar en Judas Thaddeus

< 1500. Boekversiering
In Butler: ‘Lives of the Saints’, Engeland, Londen.

http://www.heiligen.net/afb/10/28/10-28-0070-judas_4.jpg

Feest 28 oktober

Simon draagt in de evangeliën de bijnaam ‘Zeloot’ of ‘IJveraar’. Hij behoorde dus tot de politieke groepering onder de Joden die de Romeinen desnoods met geweld het Land uit wilde hebben. Hij was één van de door Jezus zelf uitgekozen twaalf apostelen (Markus 03,13-19). Na het verhaal van de nederdaling van de Heilige Geest over de apostelen met Pinksteren (Handelingen 02,01-12) komt zijn naam in de het Nieuwe Testament niet meer voor.
 
Naar het schijnt was Judas afkomstig uit Nazareth. Volgens Lukas was hij een broer van Jacobus de Mindere (Lukas 06,16). De overlevering beweert, dat deze Jacobus een ‘broeder des Heren’ was; in dat geval moet ook Judas tot de familie van Jezus behoord hebben. Het is Mattheus, die aan Judas de bijnaam Thaddeüs (= ‘dappere’) toevoegt (Mattheus 10,03), terwijl Johannes hem uitdrukkelijk onderscheidt van Jezus’ verrader, Judas Iskariot (Johannes 14,22-23). Indien hij inderdaad familie is van Jezus, dan is waarschijnlijk de brief van Judas, die in het Nieuwe Testament is opgenomen, van zijn hand.

Legende

Volgens de legende zou Simon na Jezus’ hemelvaart eerst naar Egypte zijn gegaan om daar het evangelie te verkondigen. Daarna reisde hij samen met Judas Taddeus (niet de verrader!) naar Perzië. Daar doopten zij meer dan 60.000 mensen, de kinderen niet meegeteld. Onder de dopelingen was ook een koning.
Helaas werden ze tegengewerkt door de beide tovenaars Zaroes en Arphaut. Zij waren destijds nog door Matteüs uit Ethiopië verdreven. Eens kwamen de tovenaars in een stad, genaamd Suanir. Daar woonden 70 afgodspriesters. De tovenaars zetten de priesters op tegen de beide apostelen met de bedoeling dat zij gedwongen zouden worden een offer te brengen aan de heidense goden. Deden ze dat niet, dan zouden ze de doodstraf verdienen.
Gezien het feit dat de apostelen het hele land doorkruisten, kwamen ze ook in deze stad. Meteen werden ze aangevallen door de priesters en de bevolking van de hele stad. Ze grepen hen vast en brachten hen naar de zonnetempel. Daar begonnen de duivels door de monden van de heidenen tegen hen te schreeuwen:
“Wat is er tussen ons en jullie, apostelen van de levende God? Zie, sinds jullie hier zijn binnengekomen, worden wij door het vuur verteerd.”
Een engel van de Heer verscheen aan de apostelen met de woorden:
“Kies één van de twee: of al deze aanwezigen gaan dood, of jullie worden gemarteld.”
De apostelen antwoordden:
“Wij bidden God om erbarmen dat Hij ons naar de martelpalm mag leiden, als Hij dan maar ieder wil bekeren.”
Er werd om stilte gevraagd. Daarin namen de apostelen het woord:
“Let op. Dan zult u zelf toegeven dat deze beelden vol met boze geesten zitten. Wij bevelen hen tevoorschijn te komen en wel zo dat meteen ieders eigen beeld breekt.”
Direct kwamen twee zwarte, naakte Moren schreeuwend uit de beelden tevoorschijn en braken ze in stukken. Ieder was behoorlijk van zijn stuk gebracht. Toen de priesters dat zagen, vielen ze op de apostelen aan en doodden hen; daarbij zou Simon doormidden gezaagd zijn.
Op hetzelfde moment echter kwam er een bliksemstraal uit een volkomen heldere hemel die de tempel in drie stukken brak en de tovenaars verkoolde. De koning liet de lichamen van de apostelen naar de hoofdstad brengen en bouwde ter ere van hen een prachtige kerk.

Verering & Cultuur
Simons relieken bevinden zich in Rome en Keulen.
De relieken die aan Judas worden toegeschreven zijn in de Sint-Pieter te Rome.
Samen zijn Simon en Judas beschermheiligen van de Duitse stad Goslar.

Simon is patroon van de Duitse landstreek Thüringen, alsmede van de steden Keulen, Magdeburg; van houthakkers en houtzagers; van schilders, ververs, wevers, leerlooiers en leerbewerkers.
In de kunst wordt hij afgebeeld met een zaag, zijn martelwerktuig. Soms is hij gekruisigd omdat een andere legende weet te vertellen dat hij de kruisdood gestorven is, toen hij 102 jaar oud was.

Judas wordt aangeroepen bij hopeloze zaken (vanwege het bijgeloof dat hij een naamgenoot is van Judas Iskariot die Jezus heeft verraden), vandaar ook bij wanhopige verlangens. Vooral in (Zuid-)Duitsland geniet hij grote verering.
Judas wordt afgebeeld met bijl, knots of zwaard (martelwerktuigen); met een kruis (volgens sommigen werd hij net als Simon gekruisigd); soms met een beeltenis van Jezus op de borst of op een doek. Dat gaat terug op de zogeheten Abgarlegende.

Abgarlegende
Abgar, zoon van Arscham, regeerde in de Perzische hoofdstad Edessa, toen Jezus in Palestina optrad. Hij regeerde van 08 – 45 na Chr.  De kerkhistoricus Eusebius († ca 337) maakt melding van hem.

Toen Jezus optrad in Palestina, kwam dat koning Abgar ter ore, die in de Syrische stad Edessa (thans Urfa in Zuid-Oost-Turkije) resideerde en ernstig ziek was. Hij hoorde van Jezus’ genezingen en van de tegenwerking van zijn joodse tijdgenoten. Hij stuurde hem via een boodschapper een brief, waarin hij Hem uitnodigde naar hem toe te komen om hem, Abgar, te genezen en zijn evangelie te preken in Edessa; daar zou Jezus zeker meer gehoor en ingang vinden. In zijn antwoordbrief prees Jezus de vorst zalig, omdat hij niet zag en toch geloofde. Maar hij vervolgde dat Hij gekomen was voor Israël en dat Hij daar moest lijden en sterven om zo zijn heerlijkheid binnen te gaan.
Toen Abgar begreep dat hij Jezus niet persoonlijk te zien zou krijgen, stuurde hij een portretschilder met de bedoeling dat deze een gelijkend portret van Jezus zou maken. Maar de glans op het gelaat van Jezus was zo sterk dat het de schilder volkomen verblindde. Hij kreeg geen penseelstreek op het doek. Met medelijden bewogen nam Jezus het linnen waarop zijn portret had moeten komen in zijn handen en drukte het tegen zijn gezicht. De afdruk ervan bleef op het doek achter. Volgens de overlevering was het de apostel Judas Thaddeus die de doek naar koning Abgar in Edessa bracht. Op het moment dat de zieke koning de afbeelding tegen zijn gezicht drukte, was hij genezen.

Overigens is dit verhaal een van de belangrijkste argumenten waarom men van de christelijke mysteries afbeeldingen mag maken. Jezus was er zelf mee begonnen!