03 mei - woensdag
Hele dag
Van
Filippus (ook Philippus) Apostel, Hiërapolis, Klein-Azië; martelaar; † ca 80, en
Jacobus Apostel Minor (ook Alfeus, de Jongere of de Mindere), Jerusalem, Palestina; martelaar; † ca 62.
De apostelen Filppus en Jacobus temidden van scenes uit hun leven.
Feest 3 mei.
Filippus.
Hij was een van de eerste leerlingen van Jezus. Alles wat we van hem weten, komt uit de bijbel. Hij kwam, evenals Simon Petrus en Andreas, uit Betsaïda in Galilea (Johannes 01,44). Na zijn roeping ontmoette hij Nathanaël (= Bartolomeus?) en zei hem: “Degene over wie Mozes in de Wet geschreven heeft, Hem hebben wij gevonden: Jezus van Nazareth.” Toen Nathanaël dat weigerde te geloven, omdat de Messias volgens de Wet in ieder geval niet uit Nazareth kon komen, sprak Filippus eenvoudig: “Kom dan zelf kijken” (Johannes 01,45-46). Als Jezus zijn leerlingen uitnodigt de duizenden mensen van brood te voorzien, is hij het die opmerkt: “Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen, dan is er voor 200 denariën brood nog te weinig” (Johannes 06,01-15). We horen nog een keer van hem, als een Griek graag Jezus wil spreken en zich daartoe tot Filippus wendt (Johannes 12,20-22). Hij was ook degene die tijdens het Laatste Avondmaal zei: “Heer, toon ons de Vader.” Waarop Jezus reageerde: “Wie mij ziet, ziet de vader (Johannes 14,08-09).
Volgens de overlevering zou hij later in de stad Hiërapolis in Klein-Azië (= ongeveer het huidige Turkije) met het hoofd omlaag gekruisigd en gestenigd zijn.
Hij wordt vaak verward met zijn naamgenoot, de diaken (Handelingen 06). In het zesde hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen wordt verteld, dat er zeven diakens worden aangesteld uit de kring van de Grieken met de bedoeling dat zij vooral de bedeling van de Griekse weduwen en wezen zouden behartigen. Een van hen heette Filippus. Hij duikt nog één keer op. Dan horen we hoe hij een hooggeplaatste eunuch aan het hof van Kandake tot Jezus bekeert en doopt (Handelingen 8,26-40).
Een van beiden had vier dochters, de andere twee. Van de apostel wordt beweerd dat hij tussen twee dochters begraven zou zijn. Dan zou de diaken dus de Filippus met de vier dochters moeten zijn. Die dochters worden elk als heilige vereerd: hun gezamenlijke feestdag staat op 4 september. Naar verluidt heetten zij Eutychè (ook Eutychia, Eutychis; † begin 2e eeuw), Hermione van Efese († ca 117), Iris van Gerapolis († 103) en een vierde die nu eens Filippa dan weer Charitina wordt genoemd († begin 2e eeuw). Van deze dochters staan Charitina en Eutychis te boek als martelares, de andere twee als geloofsverkondigsters.
Het is niet duidelijk, of we hier het woord ‘dochter’ letterlijk moeten nemen, of dat we het moeten verstaan in de gelovige zin van het woord: in dat geval zouden het dus bekeerlingen zijn van Filippus: hij had ze – in Christus – verwekt. Overigens spreekt de legende die veronderstelling tegen. Die beweert immers, dat Hermione en haar zuster Eutychis leerlingen waren van ene Petronius, een leerling van de apostel Paulus, en dus niet van Filippus.
De apostel Filippus ligt sinds 570 begraven te Rome in de basiliek van de Twaalf Apostelen. Omdat zijn relieken op een eerste mei naar Rome werden overgebracht en werden gevoegd bij die van Jacobus Minor, werd dat hun gezamenlijke feestdag tot 1955. Intussen hadden de socialisten die dag echter uitgeroepen tot Dag van de Arbeid. Om een christelijke tegengeluid te geven bepaalde paus Pius XII dat voor gelovigen die dag voortaan het feest zou worden gevierd van Sint Jozef Werkman. De apostelen verhuisden aanvankelijk naar 11, en sinds de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie (1969) naar 3 mei.
De abdij van Reading (Engeland) beweert de reliek van Filippus’ hoofd te bezitten.
Patronaten
In België is hij patroon van Brabant; in Duitsland van de stad Speyer; in Frankrijk van Dieppe en Philippeville; in Italië van Sorrento. Hij is patroon van Luxemburg. In Nederland beschermheilige van het voormalige Zeeuwse eiland Sint Philipsland. Tenslotte van het land Uruguay.
Daarnaast is hij beschermheilige van banket- en pasteibakkers, marskramers en winkeliers, van hoedenmakers, lakenvollers en leerlooiers.
Afgebeeld
In de kunst wordt hij afgebeeld met een kruis; soms met broden (vanwege zijn aandeel bij de wonderbare spijziging).
__________________________________________________________________________
Jacobus Minor
Van oudsher bestaat er verwarring over het aantal personen uit Jezus’ omgeving, dat de naam Jacobus heeft gedragen.
1] Onder de twaalf naaste leerlingen van Jezus waren er twee. Om hen van elkaar te onderscheiden worden ze ‘Maior’ (= de Oudere, Senior) en ‘Minor’ (de Jongere, Junior) genoemd. Om het nog ingewikkelder te maken, slaan de termen ‘ouder’ en ‘jonger’ niet op hun leeftijd, want Minor was ouder in leeftijd dan Maior. Nee, de termen hebben betrekking op hun leerlingschap: de Oudere is eerder geroepen en is dus als leerling ouder dan zijn naamgenoot De Jongere. Jacobus Maior was een broer van de apostel en evangelist Johannes († ca 100; feest 27 december). Zij waren zonen van Zebedeus (Markus 01,16-20), een welvarende visser uit het plaatsje Bethsaïda aan het Meer van Gennesareth; hun moeder heette Maria Salome.
2] Jacobus Minor was een zoon van Alfeus (Mattheus 10,03) en Maria (Marcus 15,40). Hij wordt de Jongere genoemd (Markus 15,40).
In de 6e eeuw kwamen zijn stoffelijke resten naar Rome, waar hij tezamen met de apostel Filippus werd bijgezet in de Apostelkerk. Sindsdien worden zij in het westen altijd op dezelfde dag gevierd.
3] Verder is er sprake van een Jacobus die ‘Broeder van de Heer’ genoemd wordt (Mattheus 13,55; Marcus 06,03; Galaten 01,19; 02,09-12).
Hij was het waarschijnlijk die de Jacobusbrief schreef, welke in het Nieuwe Testament is opgenomen (Jacobus 01,01). In zijn brief houdt hij een warm pleidooi voor de armen; hij schrijft: ‘God heeft de armen op deze wereld uitverkoren’ (Jacobus 02,05). Aan zijn brief ontleent de Kerk ook het sacrament van de zieken: ‘Heeft iemand van u te lijden? Laat hij bidden. Is iemand opgewekt? Laat hij een loflied zingen. Is iemand van u ziek? Laat hij de oudsten van de gemeente roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem of haar met olie zalven in de naam van de Heer. En het gelovige gebed zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij of zij zonden heeft begaan, zal het vergeven worden. Belijd daarom elkaar uw zonden en bid voor elkaar, opdat u genezing vindt. Het vurig gebed van een rechtvaardige bereikt veel’ (Jacobus 05,13-16).
Na Petrus’ vlucht uit Jerusalem nam hij de leiding van de christengemeente in Jerusalem op zich (Handelingen 12,17; 15,13; 21,18; 1 Korinte 15,07).
Volgens de overlevering werd hij op last van de hogepriester Annas (soms Ananias) ter dood veroordeeld, waarschijnlijk, omdat Jezus’ volgelingen te veel bekeerlingen maakten onder de Joden. Hij werd vermoedelijk in het jaar 62 van het dak van de tempel geworpen en met een vollerstang doodgeknuppeld.
Westerse Traditie
Sinds de kerkvader Sint Hieronymus († 420; feest 30 september) gaat de westerse traditie ervan uit, dat Minor en de Broeder van de Heer één en dezelfde persoon zijn.
Afgebeeld
Vandaar dat Jacobus de Jongere op afbeeldingen altijd als twee druppels water lijkt op Jezus zelf. Wanneer de Heilige Familie wordt afgebeeld, treffen we hem aan onder de achterneven van Jezus.
Patronaten
Hij is patroon van het Duitse Friesland. Daarnaast – net als Filippus – van banket- en pasteibakkers, marskramers en winkeliers, van hoedenmakers, lakenvollers en leerlooiers.
Oosterse traditie: Jacobus Minor
In de oosterse traditie wordt Jacobus Minor beschouwd als een broer van de apostel en evangelist Mattheus († ca 90; feest 21 september). Na Pinksteren zou hij aanvankelijk het evangelie hebben verkondigd in Eleutheropolis en later in Egypte. Daar zou hij tenslotte ook de marteldood hebben ondergaan.
Oosterse traditie: Broeder van de Heer
De oosterse traditie heeft de twee altijd aangezien voor verschillende personen. De Broeder des Heren was niet een zoon van Alfeus, maar van Sint Jozef, Jezus’ Voedstervader.
In de apokriefe ‘Geschiedenis van Jozef de Timmerman’ van rond het jaar 400, wordt verteld, hoe Sint Jozef tot partner van Jezus’ moeder Maria werd gekozen. Van hem wordt gezegd, dat hij op het moment van zijn uitverkiezing weduwnaar was. Uit een eerder huwelijk had hij zes kinderen: twee dochters: Assia en Lydia); en vier zonen: Judas, Justus, Jacobus en Simon.
Legende over Jozef’s uitverkiezing tot partner van Maria
[Uit de zogeheten ‘Geschiedenis van Jozef de Timmerman’ (” 400?) hoofdst.2-4; bewerkt naar H. Bakels ‘Nieuwtestamentische Apocriefen of het nadere over Jezus, zijne Ouders en Apostelen en andere (voornamelijk nieuwtestamentische) personen, volgens schrijvers vooral uit de eerste twee jaren onzer jaartelling. In twee delen. Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur, 1922. Deel II, pp.20-22]
————————————————————————————
Deze tekst vertelt hoe Jezus na zijn verrijzenis aan zijn apostelen nog enige informatie gaf over de dingen die tot dan toe verborgen gebleven waren; daaronder valt ook de verloving van zijn moeder Maria met zijn voedstervader Jozef. De ik-figuur is dus Jezus zelf.
————————————————————————————
Er was een man, genaamd Jozef, die afkomstig was uit Bethlehem, een stad in Juda en uit het huis van koning David stamde. Hij was goed thuis in de wetenschap en de leer. Zo werd hij priester in de tempel van de Heer. Bovendien oefende hij het beroep uit van timmerman.
Een wetgeleerde moest naast zijn geestelijke arbeid altijd een gewoon beroep uitoefenen. Zo weten we van de apostel Paulus bijvoorbeeld dat hij tentenmaker was.
Zoals onder alle mensen gebruikelijk was, huwde hij een vrouw, bij wie hij vier zonen en twee dochters verwekte. De jongens heetten Judas, Justus, Jacobus en Simon; en de meisjes Assia en Lydia.
Tenslotte stierf de vrouw van de rechtvaardige Jozef. Zij had in haar handel en wandel steeds de verheerlijking van God voor ogen gehad. Maar Jozef, de rechtvaardige, die mijn vader naar het vlees zou worden en zich zou verloven met mijn moeder Maria, trok zich met zijn zonen terug om zijn beroep van timmerman uit te oefenen.
Toen dus de rechtvaardige Jozef weduwnaar was geworden, was mijn gezegende, heilige en reine moeder intussen twaalf jaar geworden. Haar ouders hadden haar naar de tempel gebracht, toen zij drie jaar oud was en zij heeft negen jaren in de tempel gediend. De priesters zagen nu hoe de heilige en godvrezende maagd een jonge vrouw werd en zij zeiden onder elkaar: “Wij moeten een rechtvaardige man zoeken aan wie wij Maria tot haar huwelijk kunnen toevertrouwen. Want zij mag niet in de tempel verblijven, wanneer aan haar geschiedt wat aan vrouwen nu eenmaal geschiedt. Anders zouden wij zondigen en Gods toorn over ons afroepen.
Zij zonden dus boden uit om terstond twaalf grijsaards uit de stam Juda bijeen te roepen. Zij schreven de namen op van de twaalf stammen van Israël. Het lot viel op de vrome grijsaard Jozef de rechtvaardige. De priesters zeiden daarop tot mijn gezegende moeder: “Ga nu mee met Jozef en blijf bij hem tot aan de tijd van uw huwelijk.” Zo ontving de rechtvaardige Jozef mijn moeder om haar bij zich in huis op te nemen. Maria trof in het huis van zijn vader Jakobus de Jongere aan; hij was nog diep bedroefd en rouwde om het verlies van zijn moeder. Zij ontfermde zich over hem en voedde hem op. Vandaar dat zij genoemd wordt Maria, de moeder van Jacobus.
In Matteüs 27,56 en Markus 15,40 is er inderdaad sprake van Maria de moeder van Jakobus en Jozef (of Joses). Waarschijnlijk wordt Jezus’ moeder hier met haar verward. Immers zij had weliswaar een zoon Jakobus uit Jozef’s eerste huwelijk, maar deze Jakobus wordt altijd ‘de broeder des Heren’ genoemd. Terwijl de Jakobus van die andere Maria wordt aangeduid als de zoon van Alfeus.
Jozef liet haar in zijn huis achter en keerde zelf weer terug naar zijn timmerwerkplaats.
De namen van de jongens ontleent de legende ongetwijfeld aan Mattheus 13,55 en Marcus 06,03, met dien verstande, dat daar in plaats van ‘Justus’ steeds ‘Jozef’ staat. Volgens de legende bevond zich dus onder Jezus’ halfbroers inderdaad een Jacobus…
In het oosten wordt verteld, hoe Sint Jozef bij zijn dood zijn goederen gelijkelijk onder zijn zoons wilde verdelen. Daar hoorde Jezus, de zoon van de Heilige Maagd ook bij. Maar drie van de halfbroers verzetten zich daartegen. De vierde, Jacobus, hield echter zo veel van Jezus, dat hij aankondigde zijn erfdeel met Jezus te zullen delen. Sommigen weten zelfs te vertellen, dat hij destijds met Jozef en Maria mee was gevlucht naar Egypte, toen koning Herodes het Kind zocht te doden (vgl. Mattheus 02,13-15).
Vanaf het moment, dat Jezus begon te preken, was hij geboeid geweest en had hij geprobeerd zijn levenswijze na te volgen: hij leefde sober, bad en vastte regelmatig en bleef ongehuwd. Hoewel hij niet tot de Twaalf behoorde, nam Jezus hem wel op in de kring van de (Tweeën)Zeventig (vgl. Lukas 10,01). Hoezeer Jezus op hem gesteld was, mag blijken uit het feit, dat Hij aan hem verscheen na zijn opstanding uit de doden (1 Korinte 15,07).
Toen Ananias hogepriester werd, wenste hij de prediking van Jezus’ verrijzenis te niet te doen. Hij besloot Jacobus, de leider van de gemeente, om te brengen. Op het paasfeest waren vele joden in Jerusalem verzameld. Nu dwongen de oudsten van het volk Jacobus op het dak van de tempel te klimmen en tegen Jezus te preken. Maar eenmaal boven op het dak begon Jacobus de toehoorders met vuur duidelijk te maken, dat Jezus uit de doden was opgestaan en de door God bedoelde Messias was en dat God Hem in de hemel voor eeuwig als zijn Zoon aan zijn rechterhand had doen plaatsnemen.
De hogepriester en de oudsten waren vervuld van afschuw. Ze gooiden Jacobus van het dak naar beneden. Hoewel zwaar gewond bleek hij op de grond nog in leven. Een man met een vollerstang rende op hem af en sloeg hem zo ongenadig op zijn hoofd, dat zijn hersens naar buiten spatten.
Aanvankelijk werd hij begraven op de plek van zijn marteldood. Later zou hij een eigen kerk hebben gehad in Jerusalem, niet ver van de kerk waar volgens de oosterse traditie Maria begraven lag. In later eeuwen werden zijn relieken naar Constantinopel overgebracht, waar hij ook een eigen kerk had.