08 feb - woensdag
Hele dag
Van
Hiëronymus Aemiliani (ook Emilianus; of Gerolamo Miani), Somasca bij Venetië, Italië; stichter; † 1537.
Afbeelding Hiëronymus Aemiliani
Feest 8 februari.
Hij was afkomstig uit Venetië waar hij in 1481 was geboren. Hoewel hij een gelovige opvoeding had ontvangen, leefde hij erop los. Hij werd militair en vocht in oorlogen om er goed geld mee te verdienen. Op zijn 28e werd hij commandant van het leger dat de plaats Castelnuovo, vlak bij Treviso, moest verdedigen tegen keizerlijke troepen. Uiteindelijk viel de stad toch in handen van de vijand en Hieronymus werd gevangen genomen. Zo vond hij zichzelf terug in ijzeren boeien en uiterst kommervolle omstandigheden. Hij besloot zijn lijden op gelovige wijze te dragen, zoals hij het als kind geleerd had en bad tot de Heilige Maagd om uitkomst. En inderdaad, na niet al te lange tijd werd hij zomaar vrijgelaten. Hij heeft het zijn leven lang als een wonder van Maria beschouwd.
Hij hing zijn ijzeren boeien in de kerk van Treviso aan het altaar en keerde naar Venetië terug, waar hij na de dood van zijn broer diens bedrijf overnam. Maar toen er een besmettelijke ziekte uitbrak, deed hij de zaak over aan zijn neef en wijdde zich voortaan aan werken van liefdadigheid. Hij bezocht armen en zieken, richtte opvangcentra op voor weeskinderen en meisjes die uit de prostitutie wilden stappen. In 1518 ontving hij de priesterwijding.
In 1530 hadden zich intussen een aantal gezellen bij hem gevoegd. Ze begonnen een nieuwe religieuze orde in het Noord-Italiaanse plaatsje Somasca, gelegen tussen Bergamo en Milaan. Zij worden Somaskers genoemd.
Verering en cultuur
Op 8 februari 1537 stierf hij aan de gevolgen van een besmettelijke ziekte die hij had opgelopen bij de verpleging van zieken. Op dat moment telde zijn orde reeds meer dan driehonderd leden.
Het was paus Clemens XIII († 1769) die hem in 1767 heilig verklaarde.
Patronaten
Hij is patroon van de Italiaanse steden Venetië en Treviso en geldt als beschermheilige van wezen en verwaarloosde kinderen.; daarnaast ook van stichters van scholen en weeshuizen.
Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld met ijzeren kettingen; soms met een kogel (verwijzing naar zijn soldatentijd en zijn gevangenschap die hem tot inkeer bracht), of als weldoener van verwaarloosde kinderen.
———————————————————————————————————————————–
Josephina Bakhita, Schio bij Vicenza, Italië; kloosterlinge; † 1947.
Afbeelding H. Josephina Bakhita
Illustratie in Katholiek Nieuwsblad nr. 19 (2004).
Feest 8 februari.
Zij werd rond 1870 geboren in de Oost-Afrikaanse staat Soedan. Haar ouders moeten vooraanstaande mensen geweest zijn. Als kind was zij er getuige van hoe haar oudste zus werd gekidnapt door Europese slavenhandelaars. Twee jaar later – ze was toen ongeveer negen – overkwam haar hetzelfde lot: slavenhandelaars maakten haar buit. Met een grote groep andere gevangenen heeft ze dagenlang door het oerwoud gelopen. Toch wist ze samen met een vriendinnetje op een goed moment te ontsnappen. Maar vervolgens viel ze weer in handen van andere slavenhandelaars. Zij waren het die haar de naam ‘Bakhita’ gaven, wat cynisch genoeg ‘geluksvogeltje’ betekent! Ze werd verkocht aan een Turkse officier. Die gaf het meisje als cadeautje aan zijn vrouw. De behandeling die Bakhita van haar kreeg, tart alle beschrijving. Ze had meer weg van een roofdier, dan van een mens. Zo liet ze het kind brandmerken en tatoeëren; daarbij liep het kind rauwe open wonden op, die haar meesteres met zout behandelde.
Het was de Italiaanse consul in Khartoem, die haar in 1884 wist los te krijgen en haar meenam naar Venetië. Daar gaf hij haar cadeau aan een goede vriend. Deze man had een boekhouder, die diep gelovig was en zijn katholiek geloof niet alleen in woorden maar ook in daden naleefde. Toen hij bemerkte, dat het meisje een zuiver karakter had, begon hij haar de beginselen van het katholiek geloof bij te brengen. Bij de Zusters van Liefde van Canossa werd zij als geloofsleerling verder ingewijd in de katholieke leer. Maar er dreigde gevaar. De familie die haar cadeau had gekregen, eiste haar op: zij wilden dat het meisje meeging op een reis naar Afrika. Doodsbang vroeg zij de zusters of zij bij hen mocht blijven. Dezen voerden zelfs actie tot bij de aartsbisschop van Venetië. Die wist bij de Italiaanse regering gedaan te krijgen, dat Bakhita vrij werd verklaard; de slavernij was immers al enige tijd geleden officieel afgeschaft!
Op 9 januari 1890 werd zij door diezelfde patriarch gedoopt. Ze ontving de namen Josephina Margarita Fortunata (= Bakhita). De naam, die ze destijds als kind van haar Afrikaans ouders had ontvangen, was zij door alle traumatische ervaringen van de afgelopen jaren vergeten!
Enige tijd later trad zij in bij de Zusters van Liefde van Canossa. Op 8 december 1896 legde zij haar geloften af. In haar kloosterleven kreeg zij achtereenvolgens de taken te vervullen van kokkin, portierster, schoonmaakster en ziekenzuster. Vanwege haar zwarte huidskleur werd juist zij vaak uitgekozen om in de verschillende kloosters en instituten te komen spreken over Afrika met de bedoeling zo de missie te bevorderen. Dat waren voor haar de zwaarste opdrachten.
Hoewel zij ook binnen de kloostergemeenschap herhaaldelijk vernedering en discriminatie had te verduren, was zij een toonbeeld van toewijding, bescheidenheid en geduld. Naarmate zij ouder werd kwamen ook de gevolgen van haar traumatische jeugd meer en meer aan het licht; zij leed aan adervernauwing en had ademhalingsmoeilijkheden. Vooral het lopen kostte haar tenslotte enorm veel moeite. In januari 1947 kwam daar een dubbele bronchitis overheen. Op dat moment vroeg zij zelf om de Laatste Sacramenten.
Verering en cultuur
Zij stierf te Schio in het bisdom Vicenza op 8 februari 1947. Op 17 mei 1992 werd zij zalig verklaard en heilig in 2000.
Patronaten
Zij is beschermheilige van Soedan.
.