17 sep - zondag
Hele dag
Plaats:
Geen
Van
Lambertus (ook Lambrecht of Lampert) van Maastricht (ook van Luik) osb, Luik, België; bisschop & martelaar met Petrus & Autlecus; † 705.
Feest 17 september.
Over Lambertus zijn we goed geïnformeerd door een eigentijdse levensbeschrijving. Hij moet een geboren Maastrichtenaar geweest zijn. Waarschijnlijk zag hij rond 650 het levenslicht en was hij van adel. Zijn opleiding kreeg hij in het koninklijk paleis (‘aula regia’), volgens de legende eerst bij Sint Landoaldus († 668; feest 19 maart) en vervolgens onder toezicht van bisschop Theodardus van Maastricht († ca 670; feest 10 september).
Rond 672 volgde hij zijn leermeester op als bisschop. Hierover weet de legende te vertellen dat Theodardus in de buurt van Landau bij Speyer werd vermoord. Lambertus heeft veel moeite gedaan om het stoffelijk overschot van zijn meester en voorganger te verwerven. Dat lukte pas na lang aandringen, want de Landauers gaven daarmee een bron van genade en wonderen (en inkomsten? Het kon immers doel van lucratieve pelgrimstochten worden!) uit handen. Tenslotte lukte het Lambertus Theodardus bij te zetten in een kapelletje bij het toen nog nietige Luik aan de Maas.
In diezelfde tijd stierf Sint Landrada, abdis van Bilzen († ca 690; feest 8 juli). De legende vertelt dat zij Lambertus liet waarschuwen, maar dat deze juist op bezoek was bij zijn broer. Toch is het tafereel van Lambertus aan het sterfbed van Landrada in de geschiedenis meermalen afgebeeld.
Omdat Lambertus uit Merovingische kringen was, viel hij in ongenade toen de Karolingers na de moord op koning Childerik II aan de macht kwamen. Er werd een tegenbisschop aangesteld, Faramundus, en Lambertus werd verjaagd, vooral door toedoen van de haatdragende hofmeier Ebroïn.
Lambertus trok zich terug in het klooster van Stavelot bij Malmédy. Daar heeft hij zeven jaar in alle bescheidenheid doorgebracht.
Er is uit die tijd één bijzonderheid bewaard gebleven.
Legende
Toen Lambertus ’s nachts eens stilletjes opstond om te gaan bidden, liet hij een sandaal op de plankenvloer van de slaapzaal vallen. Ontstemd door dat lawaai bromde vader abt half vanuit zijn slaap dat de veroorzaker ervan onmiddellijk ‘naar het kruis’ moest. Het kruisbeeld stond buiten opgesteld en het was op dat moment hartje winter. Lambertus deed wat hem werd opgedragen en bracht de hele nacht in kruisgebed (de armen gespreid) voor het kruisbeeld door. De volgende morgen ontbrak hij dan ook in het koorgebed. Een monnik bracht vader abt in herinnering dat hij er ’s nachts iemand had uitgestuurd om buiten voor het kruis te gaan bidden. Geschrokken ging men kijken. Lambertus stond er nog altijd, de armen gespreid, die net als zijn hoofd en schouders bedekt waren met een dikke laag sneeuw. In allerijl hebben de broeders toen om vergiffenis gesmeekt en een heet bad voor hem klaargemaakt.
Rond het jaar 685 keerde het politieke tij. Ebroïn kwam ten val, waardoor Lambertus zijn plaats als bisschop van Maastricht weer in kon nemen. Pepijn II van Herstal gaf hem zijn bisschoppelijke rechten weer terug. Hij moet zeer geliefd geweest zijn. Hij preekte het evangelie in Brabant (toen ‘Taxandria’ geheten) en De Kempen (‘Teisterbant’). Vandaar dat er in die gebieden tot op de dag van vandaag talloze kerken aan Sint Lambertus zijn toegewijd. Daarnaast is hij te zien in een aantal gemeentewapens van die streek.
In diezelfde tijd probeerde Sint Willibrord († 739; feest 7 november) in die streken het evangelie te verkondigen. Waarschijnlijk hadden ze goede afspraken gemaakt over de werkverdeling. In de loop van de tijd moet Lambertus naar Luik zijn verhuisd. Daar woonde hij op het moment van zijn gewelddadige dood. Hij werd vermoord op zijn bed, toen hij wat uitrustte na een langdurige nachtelijke gebedsdienst. Hij moet toen ongeveer zeventig jaar oud geweest zijn.
De reden voor zijn moord kennen we slechts via de legende. De Karolingische vorst Pepijn van Herstal onderhield een overspelige relatie met een concubine, Alpaïs genaamd. Lambertus wees Pepijn herhaaldelijk op het foute van deze levenswijze. Tenslotte beloofde deze beterschap. Maar bij een volgend bezoek trof de bisschop haar nog steeds aan. Nu verliet hij de vorst en schreef hem vanuit zijn bisschoppelijke woning een brief waarin hij hem meedeelde dat zowel hijzelf als zijn bijvrouw, Alpaïs, in de kerkelijke ban werden gedaan: ze mochten niet meer in een kerkgebouw komen of te communie gaan. Pepijn kwam vergiffenis vragen, maar Alpaïs huurde twee moordenaars in. Eén van hen, Dodo genaamd, klom op het dak, maakte er een gat in boven het hoofd van Lambertus en liet zijn zwaard op diens hoofd vallen. Met hem werden ook zijn leerlingen Petrus en Autlecus gedood.
Hij werd opgevolgd door zijn leerling Sint Hubertus († 727; feest 3 november).
Verering & Cultuur
Lambertus werd begraven in de kerk van Sint Petrus, aldus de mededelingen uit die tijd. Daarmee wordt zeer waarschijnlijk bedoeld de huidige Servaaskerk op het Vrijthof te Maastricht.
Door zijn opvolger, Hubertus, werd zijn gebeente overgebracht naar Luik en daar bijgezet in de kerk die aan hem is toegewijd (31 mei 716).
Zo wordt hij vermeld in de legende van Sint Oda van St-Oedenrode († 726; feest 27 november):
Volgens de overlevering was zij de dochter van een Schotse koning, Eugenius of Eugunatius genaamd. Zij was van haar geboorte af blind. Op een dag meldde zich een pelgrim aan het paleis. Hij vertelde dat er in het plaatsje Luik aan de Maas sinds kort een bedevaartsoord van de heilige martelaar en bisschop Lambertus was gesticht. Vele blinden herkregen er het gezicht. Prinses Oda ging er heen en werd inderdaad genezen doordat de heilige bisschop zelve aan haar verscheen.
In de schatkamer van Luik zijn een aantal prachtige middeleeuwse reliekhouders te zien; ook de schatkamer van de Servatiuskerk te Maastricht bezit nog een aantal relieken. Zijn hoofd is in de kathedraal van Freiburg (Breisgau).
Patronaten in Nederland
In Nederland is hij patroon van de plaatsen Buren (Betuwe), Hengelo, Lambertschaag en Maastricht; daarnaast komt hij ook nog voor in het gemeentewapen van de plaatsen Beers, Bingelrade, Heel & Panheel, Helden, Kerkrade, Mook, Nistelrode, Oirsbeek, Swalmen, Vaals, Veghel, Vessem & Wintelre & Knegsel, Vught (één van de beide kerkgebouwen is de Lambertus-, de andere de Petruskerk) en Wouw.
Lambertuskerken vinden we te Alphen (Gelderland), Arum, Beers, Bingelrade, Blaarthem†Gestel, Blerick, Cromvoirt (ook een lambertusstraat), De-Weere-Opmeer, Drunen, ’t Eind, Eindhoven, Engelen, Escharen, Etten-Leur, Gemonde (ook een Lambertusweg), Gestel, Groot-Linden-Gassel, Haaren, Haarsteeg, Haelen, Haren (Noord-Brabant), Hedikhuizen, Helden, Helmond, Hengelo (Overijsel), ’s Hertogenbosch-Orten, Hoek-van-Holland, Holset-Lemiers, Horst (ook Lambertusplein), Huiseling, Kerk-Avezaath (Betuwe), Kerkrade, Lambertschagen (ook Lambertusplaats), Lith, Maasbommel, Maastricht/Lage-Kanaaldijk (kapel), Maastricht/St.-Pieter, Maren-Kessel, Meerveldhoven, Menaldum, Mheer, Middelaar, Nederweert, Nederwetten-Nuenen, Neeritter, Nieuwkuijk, Nistelrode, Oirsbeek-Schinnen, Ottersum (tot 1844), Quabeek, Ravenstein, Reuver (kapel), Rosmalen, Rotterdam (vanaf 1647), Rotterdam-Kralingen, Seitert, Someren, Swalmen, Swolgen, Tirns, Udenhout, Veghel, Veldhoven-Meerveldhoven, Vessem, Vorstenbosch, Wilsum (Overijsel), Wouw, Zijtaart.
Hij is patroon van de huwelijkstrouw (vanwege zijn vastberaden houding jegens Pepijn en Alpaïs); van bandagisten, breukbandenmakers en verbandaanleggers; tandartsen, chirurgen en chirurgijnen; van metselaars (in Maastricht) en houtbewerkers (in Antwerpen); van linnenwevers, landbouwers en boeren; van schoen- en laarzenmakers (op basis van de legende van de gevallen schoen in de slaapzaal). Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen nieraandoeningen, epilepsie, kramp, verlamming (vanwege zijn naam), oogziekten, tandpijn, veeziekten en weeën.
Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als bisschop (met mijter, staf en tabberd), in zijn geval komt daar vaak bij een zogeheten ‘rationale’ (= een brede kraag of schoudermantel, overblijfsel van de Efod, dracht van de joodse hogepriester). Dikwijls heeft het evangelieboek al of niet geopend in de hand. Hij draagt soms een zwaard, zijn martelwerktuig.
_______________________________________________________________________________________________________________
Hildegard van Bingen osb, Eibingen, Duitsland; maagd & mystica; † 1179.
Afbeelding van Sint Hildegard
1989. Door Beate Heinen.
Duitsland, Giessen, Kindertagesstätte St. Hildegard.
Feest 17 september.
Hildegard werd in 1098 geboren te Bermersheim bij Alzey. Als achtjarig meisje werd zij toevertrouwd aan de zorgen van de benedictinessen op de Disibodenberg. In 1136 volgde zij er haar leermeesteres, Jutta van Sponheim († 1136; feest 22 december) op als abdis. Vervolgens stichtte zij tussen 1147 en 1150 nabij Bingen het klooster Rupertsberg; Margaretha van Sponheim was er priorin († 1190; feest 29 oktober). In 1165 voegde zij daar de stichting van het klooster te Eibingen in de buurt van Rüdesheim aan toe.
Eind jaren veertig begon zij bekendheid te krijgen. Op verzoek van aartsbisschop Heinrich van Mainz en abt Kuno van de Disibodenberg wijst paus Eugenius III († 1153; feest 8 juli) twee prelaten aan die een onderzoek moeten instellen naar persoon, leefgewoonten en geschriften van de kleine abdis. Zo tijgen bisschop Auberon van Verdun en Aldebert, de voorzitter van diens dekenaal kapittel, naar de Disibodenberg.
Diep onder de indruk komen ze bij haar vandaan en begeven zich naar de bisschoppenvergadering van Trier; ze hebben bij zich het eerste deel van Hildegards boek ‘Scivias’. Het is eind 1147. Daar zijn de paus en vele prelaten bijeen om kerk- en kloosterhervormingen door te voeren.
De geschiedschrijver Jean Trithème zal drie eeuwen later schrijven: ‘De paus las de geschriften van de maagd voor aan een groot aantal aanwezigen. Hij trad zelf op als voorlezer en voorzag een belangrijk deel van haar werk van uitleg. Allen die de voorlezing hoorden, waren een en al bewondering en brachten eensgezind dank aan God.’ Sinds die tijd stond de paus in geregeld briefcontact met ‘dit zo bewonderenswaardig door God geïnspireerd licht’.
Hildegard van Bingen preekt in Trier
Pinksteren 1160 is zij in de stad Trier om een predikatie te houden voor de verzamelde geestelijken van de stad. Kort na haar vertrek schrijven de prelaten haar een brief waarin zij haar vragen haar preek op schrift te stellen: “Het is ons bekend dat de Heilige Geest in u woont en dat Hij u veel openbaart wat voor andere mensen verborgen blijft. Want sinds uw vertrek, nadat u hier met Pinksteren was gekomen om ons vanuit een hogere beschikking te zeggen dat een dreigement ons te wachten stond, hebben wij om ons heen enerzijds veel moeilijkheden ondervonden vanwege de kerken, en anderzijds aan veel gevaren bloot gestaan van de kant van de mensen. Wij hebben te weinig aandacht gegeven aan Gods toorn. En we hebben het aan zijn goedheid te danken dat we tot nu toe gespaard zijn gebleven. Omdat God in u is en zijn eigen woorden uit uw mond komen, smeken wij u, uwe moederlijke genegenheid, ons te schrijven wat u ons mondeling hebt medegedeeld.”
In haar antwoord schrijft zij van zichzelf: ‘Ik ben een klein, nietig wezen zonder gezondheid, kracht, moed of kennis.’ Maar dan begint ze te vertellen over wat zij gezien heeft in haar visioenen. Hoe de hele christenheid verbleekt en verslapt, en hoe wij het aan Gods genade te danken hebben dat we nog niet gestraft of zelfs verdelgd zijn. Dat is haar thema: Gods onvermoeibare goedheid, die keer op keer blijk geeft van zijn zorg en aanwezigheid, de verflauwing en onverschilligheid bij de mensen bestrijdt en telkens opnieuw hun afnemende ijver nieuw leven inblaast.
Ondanks haar zwakke en ziekelijk gestel ondernam zij dus moeizame reizen. Niet alleen naar Trier, maar ook naar Metz, Keulen en Zuid-Duitsland. Zij gaf er conferenties, en diende velen van advies. Zij bezat, zeker gemeten naar de maat van toen, een enorme kennis op het gebied van medicijnen en natuurwetenschappen. Zij onderhield een briefwisseling met de pausen, keizers en koningen, die zij meemaakte; daarnaast met vele bisschoppen en andere hoogwaardigheidsbekleders en invloedrijke mensen van haar tijd. Zij uitte zonder enige schroom en in alle vrijmoedigheid haar mening tegenover ieder van hen. Dat leverde haar enerzijds waardering op, maar anderzijds ook vijandschap. Zij genoot de bescherming en het vertrouwen van paus Eugenius III († 1153; feest 8 juli) en Sint Bernardus († 1153; feest 20 augustus).
Tussen de bedrijven door componeerde zij kerkmuziek en schreef of dicteerde zij haar boeken, waaronder geestelijke werken als het ‘Liber Scivias’ (= ‘Ken de wegen’), het ‘Liber vitae meritorum’ (= ‘Het verdienstelijk leven’), en het ‘Liber divinorum operum’ (‘De goddelijke werken’); medische en natuurwetenschappelijke als ‘Liber subtilitatum diversarum naturarum’ (‘De verschillende fijnzinnigheden van de natuur’) en ‘Libri simplicis et compositae medicinae’ (= ‘Eenvoudig boek over artsenij’). Zij bezorgde een levensbeschrijving van Sint Rupertus van Bingen († ca 732; feest 15 mei) en stelde een eigen taal samen, bestaande uit een mengeling van Duits en Latijn.
Zij stierf in 1179, 80 jaar oud.
Verering & Cultuur
Onder de pausen Gregorius IX († 1241) en Innocentius IV († 1254) startte men het proces dat moest leiden tot haar heiligverklaring. Dat is echter nooit afgerond. Desondanks werd Hildegard vanaf het begin van de 15e eeuw opgenomen in de heiligenkalender. Het was paus Benedictus XVI die haar op 6 oktober 2012 uitriep tot kerklerares. Daarmee was zij na Catharina van Siena († 1380; feest 29 april), Teresa van Avila († 1582; feest 15 oktober) en Theresia van Lisieux († 1897; feest 1 oktober), de vierde vrouw aan wie deze eer te beurt viel.
Zij is patrones van taalwetenschappers, filologen en esperantisten en van natuurwetenschappers. Haar voorspraak wordt ingeroepen voor goede raad.
Zij wordt afgebeeld als abdis (met staf); met boek en ganzenveer; of terwijl ze een brief overhandigt aan een bode.