24 dec - zaterdag
Hele dag
Plaats:
Geen
Van
Adam & Eva, op de plaats waar later Golgotha bij Jeruzalem zou liggen, Kanaän (volgens de legende); stamouders van alle volkeren; † 3760 vóór Christus (volgens Joodse opvatting).
Afbeelding van Adam en Eva
1493. Sculpturen door Tilman Riemenschneiders
Duitsland.
Feest 24 december.
Op de vooravond van het geboortefeest van onze Heer Jezus Christus gedenkt de R.K. geloofsgemeenschap de stamvader en -moeder van het mensengeslacht, Adam en Eva.
Volgens de bijbel heeft God in het begin de wereld geschapen en al wat er op is. Als hoogtepunt en sluitstuk schiep Hij de mens. Naar zijn beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
De man kreeg de naam Adam; de vrouw Eva. Of zij nu echt bestaan hebben of symbolisch bedoeld zijn voor alle mensen, in hun lotgevallen weerspiegelt zich in ieder geval het levensgeheim van alle mensen.
De mensen zijn eigenlijk, in principe – de bijbel zegt ‘in den beginne’ – goed en gaaf. Dat is het allereerste wat er over de mensen wordt verteld. Maar mensen maken fouten; willen proeven van goed en van kwaad. En vanaf dat moment zullen ze merken, dat ze nooit meer de oude zijn; het goed én kwaad zit met ze verweven; onlosmakelijk. In het verhaal van Adam en Eva wordt dat tot uitdrukking gebracht door te vertellen hoe ze op aanstichten van de slang plukken en eten van de vrucht van de Boom van de kennis van goed en kwaad.
De oorspronkelijke harmonie met God, met elkaar en met de aarde is verstoord en gebroken. Het paradijs is een verloren paradijs geworden. De schrijver van het verhaal schuift alle nare dingen in het leven onder de gevolgen van die zondeval: zo verklaart hij waarom de aarde en heel de natuur vaak weerbarstig is, en zich tegen de mensen keert; waarom de man moeet werken in het zweet van zijn aangezicht; waarom de vrouw kinderen baart onder hevige pijn; en hoe beiden hun onschuld verloren hebben, gesymboliseerd in het bedekken van hun schaamte; en ook, waarom zij doodgaan en terugkeren tot het stof van de aarde.
Dit is in feite de situatie van ons mensen tot op de dag van vandaag, zo suggereert de schrijver. Maar hij laat het niet bij deze sombere constatering. Hij biedt ook hoop aan, uitzicht op redding. Op het eind van zijn verhaal wordt door God aan de vrouw beloofd, dat haar nageslacht ooit de kop van de slang zal verpletteren.
Christenen hebben deze belofte vervuld gezien in de persoon van Jezus. Zij beschouwen het hele Oude Testament als een hoopvol uitzien naar de verlosser. Het oude testament is in feite één lange weg van wachten op degene die als een licht komen moet in de duisternis van het mensenbestaan.
Dat is Jezus. Hij is degene op wie al die mensen in het Oude Testament eigenlijk hebben zitten wachten, aldus de christenen. Jezus is de mensen – in principe – komen verlossen. Jezus heeft de sluier van duisternis die door toedoen van Adam en Eva over het mensengeslacht was gelegd, gescheurd en van de mensen weggenomen en ze volop in het licht van God geplaatst.
Nu de christenheid met Kerstmis Jezus’ komst in de wereld viert als een licht in de nacht, heeft zij aan de vooravond van Kerstmis de gedachtenis geplaatst van Adam en Eva: zij zijn daar het symbool van het wachten op verlossing; en tegelijk zijn zij symbool van alle mensen over wie Christus zijn licht heeft laten stralen.
In navolging van Paulus die meermalen spreekt over het verband tussen Adam en Christus, die hij de tweede Adam noemt, heeft de gelovige volksverbeelding in legendes verteld, dat Adam werd begraven op de plaats waar Jezus later was gekruisigd: Golgotha.
Op oosterse Paasafbeeldingen is te zien hoe Jezus uit het dodenrijk tevoorschijn treedt, met de staf van de overwinning vaak bij zich; de poorten van de onderwereld liggen uit hun hengsels gelicht onder zijn voeten; soms met de sleutels ernaast. Met één hand trekt Hij al degenen die zaten in het Rijk van de Duisternis achter zich aan: voorop de eerste van hen allen: Adam, dikwijls met grijze haren afgebeeld. Meteen achter hem: Eva. En in hun gevolg alle andere gelovigen van het Oude Testament…