08 jun - donderdag
Hele dag
Van
Medard (ook Madart, Mard, Mards, Mars, Mathard, Mèdâ, Médârd, Medart, Miard) van Noyon, Soissons, Frankrijk; bisschop; † 545 (of ca 560).
ca 1450, handschriftverluchting in: Prache.1988 p:27.
Feest 8 juni.
Geschiedenis
Hij werd geboren rond het jaar 470 in de Picardische plaats Salency, Noord-West-Frankrijk. Zijn vader zou Nector of Nectar geheten hebben, zijn moeder Protagia. Zij waren van Gallo-Romeinse afkomst. Zij was het geweest die haar man tot Christus bekeerd had. Medard zou een tweelingbroer gehad hebben, Gildard; deze werd later bisschop van Rouen. Volgens de legende zouden beide broers alle belangrijke gebeurtenissen in hun leven op dezelfde dag hebben meegemaakt: “In de vijfde eeuw schitterde een tweeling, de heilige Medard en Gildart; zij werden geboren op dezelfde dag, bisschop gewijd op dezelfde dag; ze stierven ook op dezelfde dag en werden op dezelfde dag tot de eer der altaren verheven” aldus de Legenda Aurea, wanneer de Lombardische Geschiedenis ter sprake komt n.a.v. paus Pelagius. Deze legende schijnt echter historisch geen grond te hebben. In ieder geval was Gildard al lang en breed gestorven op het moment dat Medard bisschop werd gewijd.
Uit de verhalen die over hem verteld worden komt het beeld naar voren van een goed mens. Reeds op 10-jarige leeftijd vestigde hij de aandacht op zich.
Legende van het gestolen paard
Hij liep een arme boer tegen het lijf die hem vertelde dat hij zijn paard was kwijtgeraakt. Gestolen door struikrovers, schijnt het. Onmiddellijk ging hij er één halen uit de eigen familiestallen. Maar toen zijn vader bemerkte dat er een paard ontbrak, ging hij op zoek. Toen brak er zo’n wolkbreuk los dat er geen doorkomen aan was, en vader moest weer gauw naar binnen om te schuilen. Maar Medardus was buiten gebleven zonder dat hij ook maar een druppel regen had gehad. Nu begrepen Medardus’ ouders dat dit een teken uit de hemel was en ze gunden hun nieuwe paard aan die boer. Medardus verzekerde hun dat ze ervoor beloond zouden worden. En zie, de volgende dag al stond er een prachtig nieuw paard in de stallen, en niemand wist waar het vandaan was gekomen…
Toen hij eens op weg naar school een blinde zag die in lompen liep te bedelen, schonk hij hem zonder na te denken de mantel die zijn moeder net voor hem gemaakt had.
Tijdens het hoeden van de kudden, bij de Franken een hoogstaande bezigheid, had hij tijd genoeg om na te denken en te bidden; hij verlangde ernaar net als Jezus mensen te hoeden. Eerst werd hij voor zijn opleiding toevertrouwd aan de bisschop van het naburige Vermand; daar zou hij vriendschap voor het leven hebben gesloten met Eleutherius († 532; feest 20 februari), de latere bisschop van Doornik. Vervolgens zette hij zijn studies voort in het klooster van St-Quentin. Op 33-jarige leeftijd werd hij priester gewijd. Getuige de verhalen moet hij een beminnelijk mens geweest zijn.
Legende van de gestolen druiven
Het was herfst en de druiven uit zijn wijngaard zagen er lekker rijp uit. Maar een dief had het op zijn druiven gemunt. Midden in de nacht, als normale mensen slapen en van hun rust genieten, drong hij zijn landgoed binnen en sloeg aan het snijden. Maar toen hij met rijke buit beladen weer de benen wilde nemen, bleek dat hij met geen mogelijkheid door de wijde opening van de heg heen te kunnen komen. Hij zat vast, dus veel plezier heeft hij van zijn euveldaad niet gehad. Zo werd hij bij het krieken van de dag door de eigenaar van de wijngaard aangetroffen, gevangen in zijn eigen buit. De heilige las hem flink de les over deze wandaad, waarbij hij intussen eigenhandig een flink aantal druiven plukte; die gaf hij hem op de koop toe. En na nog een laatste uitbrander, maakte hij hem los en liet hij hem gaan.
Een dergelijke legende bestaat ook over de heilige Mars van Clermont. Zijn die hier met elkaar verward geraakt vanwege de naamsgelijkenis der beide heiligen?
Zo was er ook eens een nachtelijke dief die het op de honing uit zijn honingraten voorzien had. Hij mocht dan misschien wel heel listig ontsnapt zijn aan de aandacht van de wachters, aan de diertjes die bestolen werden ontkwam hij niet. Die kwamen woedend naar buiten met hun gemene angels in de aanslag. De onverlaat werd zo in het nauw gebracht dat hij het gestolen goed zelf weer terug kwam brengen en languit op de grond om vergiffenis smeekte. Die werd hem door de heilige in alle zachtmoedigheid geschonken. Dat is die dader, die zo door zijn wraakzuchtige buit in het nauw was gebracht, niet gauw vergeten.
Zo wordt er ook nog verteld van iemand die de bel om de hals van één van zijn koeien had gestolen, maar door zijn buit verraden werd, want het ding hield niet op met klinkelen.
In 530 werd hij tot bisschop gewijd van Vermand als opvolger van Alomerus. Dit gebeurde door de beroemde heilige bisschop Remigius van Reims († 553; feest 1 oktober), die in 495 koning Clovis het heilig doopsel had toegediend. Omdat het stadje Vermand te kwetsbaar was voor de invallen van de Hunnen en Vandalen, verplaatste de bisschop zijn zetel naar Noyon, op dat moment een indrukwekkende vesting. Inderdaad is Vermand met de grond gelijk gemaakt en sindsdien niet meer opgebouwd. St-Quentin (oorspronkelijk geheten Augusta Vermandorum) nam haar plaats als hoofdstad in.
Na de dood van Eleutherius raakte de bisschopszetel van Doornik vacant. Deze werd op verzoek van de plaatselijke geestelijkheid en van het volk bij die van Noyon gevoegd. De beide bisdommen bleven tot 1146 gecombineerd.
Hij moest in zijn tijd de laatste resten van de Germaanse geloofsgebruiken opruimen en ze vervangen door christelijke feesten. Zo bedacht hij het feest ‘van de rozen’, dat nog heel lang in Franse parochies heeft bestaan. Bij die gelegenheid draagt de plaatselijke bevolking een maand voor het feest bij de heer van Salency drie meisjes voor die zowel vlot moeten zijn als deugdzaam. Hij kiest de beste uit en laat haar naam van de preekstoel aflezen, zodat ieder die wil nog aanmerkingen kan maken. Wordt haar keuze bekrachtigd, dan wordt zij uitgeroepen tot ‘rozenmeisje van het jaar’ en gekroond met rozen. De prijswinnares kleedt zich op 8 juni in het wit en wordt in plechtige processie naar het kasteel gebracht, begeleid door twaalf meisjes, eveneens in het wit. De heer van Salency brengt haar temidden van zijn eigen gezin met plechtig vertoon naar de parochiekerk. Na de vesperdienst gaat het temidden van de geestelijkheid in processie naar de kapel van Medardus. Daar ontvangt zij uit handen van de oudste priester de rozenkroon en bovendien een geldbedrag van vijfentwintig livres. (Het schijnt dat in sommige parochies hiervoor de collecte van de hoogmis werd bestemd…). De feestelijkheden worden afgesloten met een gezamenlijk gezongen ‘Te Deum’ en een lied ter ere van Medardus.
Om die jaarlijkse prijs te kunnen betalen en de onkosten voor het feest te dekken had Medardus de opbrengst van twaalf acres van zijn eigen landerijen te Salency gereserveerd. Toch menen geschiedkundigen dat dit gebruik niet ouder is dan de 18e eeuw.
Toen koningin Radegonde het niet meer kon uithouden aan de zijde van haar moordlustige echtgenoot, Chlotarius († 561), nam ze in 544 bij hem haar toevlucht. Hij legde haar de nonnensluier op, destijds het ritueel waarmee een vrouw de status van kloosterlinge aannam. Radegonde stichtte vervolgens te Poitiers het vrouwenklooster Sainte-Croix, dat na haar dood Sainte-Radegonde zou heten.
Medard zou in hoge ouderdom gestorven zijn. Op zijn sterfbed kreeg hij bezoek van koning Clotarius. Deze kwam hem om vergiffenis smeken voor alle ongerechtigheden die hij hem in zijn leven had aangedaan. Tijdens Medardus’ begrafenis zouden drie duiven verschenen zijn, twee vanuit de hemel en een derde vanuit zijn doodkist.
Verering & Cultuur
Reeds in de 6e eeuw schrijft bisschop Gregorius van Tours:
“De roemrijke belijder Medardus ligt begraven in Soissons. Ik heb met eigen ogen de boeien gezien van arme drommels, die bij zijn graf in stukken vielen. Nadat er een boek over zijn wonderen was geschreven, kwam een vrouw met vergroeide handen eerbiedig zijn hulp inroepen. Tezamen met de andere aanwezigen vierde ze vroom en gelovige zijn vigilie (= vooravond). Ze had het volste vertrouwen dat haar afschuwelijk opgezwollen handen genezen konden worden door de macht van Medardus. Hij had immers ook de boeien van arme drommels weten te verbreken. En zo gebeurde het dat tijdens de misviering de gekronkelde zenuwbanen hun vorm hervonden. Ze bracht dank aan de belijder, naderde tot het heilig altaar en ontving de genaderijke zegen.”
“Voordat de kerk gebouwd was, stond er op het graf van Medardus een kapelletje dat opgetrokken was uit armzalige takken. Toen de kerk eenmaal ingewijd was, is het kapelletje afgebroken. Het lijkt me hier de juiste plaats om het grote wonder te vertellen dat er gebeurde met een kleine houtsplinter van één van die takken. Want er werden scherpgepunte tandenstokers van gemaakt en die hebben maar al te vaak voor hulp gezorgd bij tand- en kiespijnen. De tegenwoordige referendaris van Childebert, Charimeris, leed eens aan kiespijn. Toen hij van deze tandenstokers hoorde, kwam hij naar de kerk van Sint Medardus om een stukje hout te krijgen. In de hoop dat de heilige het voor hem als een medicijn zou laten werken. Maar bij zijn aankomst vond hij de deur gesloten. Toch vertrouwde hij erop dat de macht van de heilige man overal aanwezig was. Daarom pakte hij zijn zakmes en sneed toen maar een stukje hout van de deur af. Zodra hij daarmee zijn tanden aanraakte, verdween de vervelende pijn. Persoonlijk bezit ik de staf van Medardus. Daar hebben we heel wat zieke mensen genezing bij gevonden.”
Hij wordt vooral vereerd in het Franse taalgebied. Zowel Frankrijk als Franstalig België tellen meerdere plaatsjes Saint-Mard, Saint-Mards of Saint-Médard. Parijs heeft bv. een Medarduskerk aan de Rue Mouffetard. In Duitsland ligt tussen Meisenheim en Lauterecken het gehucht Medard. Trier had in de middeleeuwen een Medardusklooster. In Nederland is er vanouds een Medarduskerk te Wessem. De heilige staat in het stadswapen en vandaar ook in het plaveisel voor het stadhuis. In vroeger tijden genoot hij ook in Thorn bijzondere verering.
Patronaten
Hij is patroon van de boeren, wijnbouwers, bierbrouwers en paraplumakers (dit vanwege de beroemde regenlegende). Zijn voorspraak wordt ingeroepen om vruchtbaarheid voor akkers en wijngaarden, voor een goede hooioogst en voor regen; eveneens voor de bevrijding van gevangenen, tegen tand- en kiespijn (vanwege de wonderbare tandenstokers die gemaakt werden uit de takken van zijn voormalig kapelletje), koorts (hier gebruikte men zogeheten Medardusbronnen) en geestesziekten (vanwege het feit dat er genezingen plaats vonden door aanraking met zijn relieken) en tegen bedwateren [dit laatste alleen gevonden in 214].
Over het feest van de rozen spraken we al hierboven.
Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als bisschop (tabberd, staf, mijter), soms als bisschop die klaar staat voor de mis (mijter, kazuifel); aalmoezen uitdelend; met een boek waarop drie broden te zien zijn; voetstappen drukkend in een steen (herinnering aan het feit dat hij ruzies om grensafbakeningen wist bij te leggen); soms ook met een adelaar (die zijn vleugels boven hem uitspreidt om hem te beschermen tegen regen, een verwijzing naar de beroemde legende), met schapen, ossen, drie duiven (verwijzing naar het teken tijdens zijn begrafenis), of drie vurige kolen; ook wel met een hart in zijn linkerhand (symbool van zijn vrijgevigheid).
Sint Medard heeft wat met regen. Men beweert dat op het moment van zijn dood en dus zijn ziel het lichaam verliet, de hemelen zich openden, waaruit een warme weldadige regen begon te vallen, veertig dagen lang. Dat was op dat moment zeer welkom, want er had een langdurige droogte geheerst en de mensen dreigden om te komen van de dorst. Vandaar dat men ook meende dat aan Medardus bij zijn komst in de hemel de zorg voor de regen werd toevertrouwd. Als het tijdens het werk op het land plotseling begint te gieten, zeggen de boeren onder elkaar: “Sint Medard geeft zijn veulentjes weer te drinken” [C’est de nouveau saint Médard qui abreuve ses poulains].
____________________________________________________________________________
Maria van het Goddelijk Hart (gedoopt Maria Droste zu Vischering), Porto, Portugal; kloosteroverste; 1899.
Duitsland, Münster, Goede-Herderklooster.
Feest 8 juni.
Op 9 augustus 1863 geboren brengt ze haar kinderjaren door op kasteel Darfeld in de nabijheid van Münster. Totdat ze naar het internaat verhuist van de zusters van Sacré Coeur te Riedenburg, een vermaarde onderwijscongregatie.
Het zusterleven trekt haar aan. Op 25-jarige leeftijd treedt zij in bij de Zuster van de Goede Herder in Münster en neemt de naam aan van Maria van het Goddelijk Hart. Vanwege haar opvallende pedagogische kwaliteiten krijgt zij in 1891 de leiding over het meisjesonderwijs. Het zijn vooral de moeilijke en zware ‘gevallen’ waar zij een bijzonder hart voor heeft, en die zij steeds in bescherming neemt.
Drie jaar later wordt ze overgeplaatst naar het vervallen Goede-Herderklooster in Porto, Portugal. In weinige jaren weet zij klooster en school weer tot bloei te brengen. Meer dan honderd meisjes neemt zij op in het internaat. Onder die leerlingen zitten soms de meest afschuwelijke slachtoffers van huiselijk geweld of verkrachting. Zuster Maria ziet erop toe dat ze niet alleen materieel en intellectueel er boven op geholpen worden, maar zorgt er ook voor dat dit alles onderbouwd met een devoot en realistisch geestelijk leven. Zelf is zij daar een voorbeeld van. Zij laat zich inspireren door de liefde van het Goddelijk Hart naar wie zij zich genoemd heeft. Geen offer is haar te veel. Dat begint ook duidelijk te worden tot ver buiten het Goede-Herderklooster. Vele mensen van buiten komen haar raad vragen: mensen van adel, arme mensen, en vooral priesters.
Ze sterft op 8 juni 1899, 35 jaar oud.
Verering & Cultuur
Eén jaar na haar dood wijdde paus Leo XIII († 1903) de hele wereld toe aan het Heilig Hart van Jezus. Naar het schijnt ontleende hij de inspiratie daartoe voor een niet gering deel aan zuster Maria.
In 1975 werd zij door paus Paulus VI († 1978) zalig verklaard.