22 jul - zaterdag
Hele dag
Van
Maria Magdalena (ook van Bethanië of van Magdala), Efese, Turkije (?) of Aix-en-Provence, Frankrijk (?) of Vézelay, Frankrijk (?); boetelinge en volgelinge van Jezus;† 1e eeuw (66?).
Afbeelding van Maria Magdalena
ca 1750. Sculptuur door Georg Petel. Duitsland, Regensburg, Niedermünster.
Maria Magdalena aan de voet van het kruis.
Feest 22 juli.
Maria Magdalena
‘Liefde is sterker dan Dood’
In de traditie van de katholieke kerk is Maria Magdalena in feite een combinatie van drie verschillende vrouwen uit de evangelieverhalen. Lukas en Markus vertellen van haar terloops, dat Jezus bij haar zeven duivels had uitgedreven. Om die redenen hebben latere generaties gemeend, dat zij dezelfde vrouw moest zijn als de boetvaardige zondares, over wie Lukas in het negende hoofdstuk van zijn evangelie vertelt, dat zij bij Jezus haar heil kwam zoeken.
‘Een van de Farizeeën vroeg Hem eens bij zich te eten. Hij trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu, die in de stad als een zondares bekend stond, was te weten gekomen, dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten, staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem. Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had, dit zag, zei hij bij zichzelf: “Als dit een profeet was, zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares.” Jezus gaf hem ten antwoord: “Simon, ik heb u iets te zeggen.” Waarop deze zei: “Zeg het meester.”‘ Daarop vertelt Jezus een gelijkenis, waarin Hij duidelijk maakt, dat mensen des te meer liefde tonen, naarmate ze daar meer reden toe hebben. Wie veel ontvangen heeft, zal des te meer geneigd zijn dankbaarheid te tonen, bijvoorbeeld in de vorm van wederliefde. Zo kon Jezus afleiden uit de koele ontvangst bij zijn gastheer, dat er sprake was van weinig liefde, terwijl de vrouw aan zijn voeten overliep van liefdebetoon… Uit al die liefde leidde Jezus af, dat God haar allang vergeven had en dat haar handelwijze een vorm van wederliefde was.
Het gebaar van die vrouw was uitzonderlijk. Dure balsem gebruikte men nooit voor de voeten, maar voor het hoofd. Des te opmerkelijker, dat er bij Johannes nog eens wordt verteld, dat Jezus op een dergelijke manier gebalsemd werd: en wel door de zuster van Lazarus en Martha, Maria geheten: “Zes dagen voor Pasen kwam Jezus te Bethanië, waar Lazarus woonde, die Hij uit de doden had opgewekt. Men gaf daar ter ere van Hem een maaltijd. Martha bediende en Lazarus was een van degenen die met Hem aanlagen. Maria nu nam een pond nardusbalsem, echte en heel kostbare, zalfde daarmee Jezus’ voeten en droogde ze met haar haren af. Het huis hing vol balsemgeur”.
Omdat de gebaren van de beide vrouwen zo op elkaar lijken, heeft men aangenomen dat de boetvaardige zondares uit Lukas’ verhaal eigenlijk dezelfde was als Maria van Bethanië. Dezelfde vrouw van wie Jezus zegt, dat zij het beste deel gekozen heeft door aan zijn voeten naar zijn woord te luisteren.
Zo is Maria Magdalena in de traditie symbool geworden van de boetvaardige zondares.
Hoewel de traditie de zeven duivels die van haar uitgegaan waren steeds in verband heeft gebracht met zware zonden, bestaan daar geen duidelijke aanwijzingen voor. Ook ziekten worden in het evangelie vaak met duivels aangeduid. Opvallend, dat de evangelisten zo discreet zwijgen over de aard van die duivels, waar ze in andere verhalen juist de duivelse verschijnselen zo breed uitmeten. Hoe dan ook, Maria Magdalena was door Jezus verlost van grote narigheid. Zozeer, dat zij Hem sindsdien heeft gevolgd en uit haar eigen middelen heeft onderhouden. Blijkbaar was ze rijk. Niet alleen in materiële zin, maar met name in evangelische zin: ‘rijk’ voor God; rijk aan liefde. Want alle vier de evangelisten vertellen van haar, dat zij behoort tot de twee of drie Maria’s die toezagen hoe Jezus gekruisigd en begraven werd. Jezus’ dood en begrafenis waren vanwege de naderende sabbat zo snel verlopen, dat men geen tijd meer had gehad Hem door balseming de laatste eer te bewijzen. Vandaar dat op de vroege ochtend na de sabbat een aantal vrouwen terugging naar het graf om dat alsnog te doen. Onder hen bevond zich ook weer Maria Magdalena. Zij ontdekten dat het graf leeg was; er waren een of twee mannen, engelen van God, die hun zeiden, dat Jezus uit de doden was opgestaan en dat Hij hun voorging naar Galilea; daar zouden zij Hem zien. Dat moesten zij aan zijn leerlingen doorgeven.
Dat staat er zo simpel. Maar wat daar gebeurt is typisch voor het evangelie. Maria en de andere vrouwen worden op die manier gemaakt tot de eerste verkondigers van het evangelie. Niet Jezus’ leerlingen, maar de vrouwen die hem in hun liefde trouw waren gevolgd tot het bittere einde. Op dit moment is het goed om ons nog eens te binnen te brengen, dat in de wereld van die dagen het getuigenis van vrouwen voor het officiële gerecht van geen enkel belang was. Voor een geldige juridische uitspraak waren twee mannen nodig, die eenzelfde getuige-verklaring aflegden. Het getuigenis van vrouwen, al waren het er duizend, legde geen enkel gewicht in de schaal.
Als we de evangelies mogen geloven, is het juist dat handjevol vrouwen, dat de eerste getuigenis geeft over Jezus’ opstanding uit de dood. Het is dus niet zo verwonderlijk, dat de eerste leerlingen er geen geloof aan schonken en het afdeden als vrouwenpraat. Zij waren tot op dat moment nog niet gewend aan Gods manier van doen. Paulus zal straks uitleggen, dat God het zwakke uitkiest om het sterke te beschamen.
Er zijn maar weinig verhalen, die we bij alle vier de evangelisten aantreffen. Een van die verhalen is het feit, dat Maria op de eerste dag van de week na Jezus’ lijden en dood bij zijn graf te vinden was, en daar een bijzondere ontmoeting had. Markus zegt, dat zij een jongeman in een blinkend wit gewaad ontmoette; bij Lukas waren het twee mannen in een schitterend wit gewaad en bij Mattheus waren het twee engelen, die haar naar de leerlingen zonden om het blijde nieuws van Jezus’ opstanding uit de dood te verkondigen. Johannes’ versie van deze gebeurtenis wijkt enigszins af. De twee in het wit geklede engelen vroegen aan Maria, die zich voorover gebogen had om een blik in het graf te kunnen werpen: “Vrouw, waarom huilt u?” Zij antwoordde: “Ze hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet, waar ze Hem hebben neergelegd.” Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei tot haar: “Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u?” In de mening dat het de tuinman was, vroeg zij: “Heer, mocht u Hem hebben weggenomen, zeg mij dan waar u Hem hebt neergelegd, zodat ik Hem kan weghalen.” Zij herkende Hem, toen Hij haar (op zijn karakteristieke manier?) bij haar naam noemde: “Maria!”
Haar vreugde is onbeschrijfelijk. Zij schijnt geen enkele last te hebben van twijfel of aarzeling. Ze weet! Deze ervaring maakt haar tot de eerste verkondiger van het evangelie.
Wat een verschil binnen één mensenleven: enkele jaren tevoren nog in de greep van ongeluk: en nu…!? Wat er in haar persoon is gebeurd, vormt misschien wel het krachtigste getuigenis voor de waarheid van het evangelie, dat liefde sterker is dan dood.
Om nog eens te lezen: Matteüs 27,45-28,10; Markus 15,33-16,11; Lukas 8, 1-3; 9,36-51; 23,44-24,12; Johannes 12,1-3